‏ Amos 6:4

4Die daar liggen op elpenbenen bedsteden, en weelderig zijn op hun koetsen, en eten de lammeren van de kudde, en de kalveren uit het midden van den meststal.
 elpenbenen bedsteden, Hebr. tands. Zie 1Ki 10:18 . Verg. de beschrijving der koninklijke pracht, Est 1:6 .
,
 weelderig zijn Of, overdadig, overvloedig. Anders: die zich weeldelijk uitstrekken, uitbreiden, [gelijk een weelderige wijnstok. Eze 17:6 ] , alzo in vs.7.
,
 lammeren van de kudde, Te weten, de beste, uit het volgende.
,
 midden van den meststal Kiezende de vetste, uit de plaats waar men gewoon was te mesten.
Copyright information for DutSVVA