Deuteronomy 12:30-31
30Wacht u, dat gij niet verstrikt wordt achter hen, nadat zij voor uw aangezicht zullen verdelgd zijn; en dat gij niet vraagt naar hun goden, zeggende: Gelijk als deze volken hun goden gediend hebben, alzo zal ik ook doen. ▼▼ achter hen, Dat is, alzo, dat gij hen navolgt.
31Gij zult alzo niet doen den Heere, uw God; want al wat den Heere een gruwel is, dat Hij haat, hebben zij hun goden gedaan; want zij hebben ook hun zonen en hun dochteren met vuur verbrand voor hun goden. ▼
Copyright information for
DutSVVA