Deuteronomy 18:9-12
9Wanneer gij komt in het land, dat de Heere, uw God, u geven zal, zo zult gij niet leren te doen naar de gruwelen van dezelve volken. ▼▼ volken Der Kanaänieten, die er in wonen.
10Onder u zal niet gevonden worden, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan, die met waarzeggerijen omgaat, een guichelaar, of die op vogelgeschrei acht geeft, of tovenaar. ▼
,
▼▼ die met waarzeggerijen omgaat, Hebreeuws, een voorzegger der voorzeggingen, of, rader der raadselen, gisser der gissingen
,
▼ 11Of een bezweerder, die met bezwering omgaat, of die een waarzeggenden geest vraagt, of een duivelskunstenaar, of die de doden vraagt. ▼▼ bezweerder, Hebreeuws, die met bezwering zweert, of, bezwering bezweert; eigenlijk: die koppeling samenkoppelt
,
▼ 12Want al wie zulks doet, is den Heere een gruwel; en om dezer gruwelen wil verdrijft hen de Heere, uw God, voor uw aangezicht, uit de bezitting. ▼
,
▼▼ verdrijft hen de HEERE, Te weten, de inwoners van Kanaän.
Copyright information for
DutSVVA