Deuteronomy 19:11-12
11Maar wanneer er iemand zijn zal, die zijn naaste haat, en hem lagen legt, en staat tegen hem op, en slaat hem aan het leven, dat hij sterve; en vliedt tot een van die steden; ▼▼ leven, dat hij sterve; Hebreeuws, ziel; gelijk boven, vs.6, en onder, vs.21.
12Zo zullen de oudsten zijner stad zenden, en nemen hem van daar, en zij zullen hem in de hand des bloedwrekers geven, dat hij sterve. ▼▼ zijner stad zenden, Dat is, de oudsten van de plaats, waar de doodslager woonachtig is, of tehuis behoort.
Copyright information for
DutSVVA