Ephesians 6
1Gij kinderen, zijt uw ouderen gehoorzaam in den Heere; want dat is recht. ▼ 2Eert uw vader en moeder ( hetwelk het eerste gebod is met een belofte), ▼▼ met een belofte), Grieks, in belofte; dat is, met een bijzondere belofte van een lang leven en voorspoed. Want anders heeft het tweede gebod ook een algemene belofte van Gods barmhartigheid over vele duizenden.
3Opdat het u welga, en dat gij lang leeft op de aarde. ▼▼ op de aarde Hetgeen het vijfde gebod zegt: in het land, dat de Heere u zal geven, ziende op het land Kanaän, dat zegt Paulus in het algemeen op de aarde, omdat de Heere onder het Nieuwe Testament alle landen der ganse aarde nu heeft geheiligd, en Zijn zegen beloofd aan degenen, die Hem gehoorzamen, in welk land zij ook zijn. Want de godzaligheid heeft de beloften des tegenwoordigen en des toekomenden levens, 1Ti 4:8.
4En gij vaders, verwekt uw kinderen niet tot toorn, maar voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren. ▼
,
▼
,
▼▼ vermaning Of, onderwijzing, die tot de vreze des Heeren kan leiden, of uit het woord des Heeren is aangenomen.
5Gij dienstknechten, zijt gehoorzaam uw heren naar het vlees, met vreze en beven, in eenvoudigheid uws harten, gelijk als aan Christus; ▼▼ naar het vlees, Dat is, naar het lichaam, of naar den uiterlijken stand des mensen. Want over de conscientie en in het geestelijke is God alleen een Heere.
,
▼▼ met vreze Dat is, met eerbieding.
,
▼
,
▼ 6Niet naar ogendienst, als mensenbehagers, maar als dienstknechten van Christus, doende den wil van God van harte; ▼▼ naar ogendienst, Dat is, om in de tegenwoordigheid en voor de ogen der heren hen alleen wel te dienen, gelijk sommige dienstknechten plegen, die zij achter hun rug dikmaals bespotten en bestelen.
,
▼▼ den wil Namelijk van trouwelijk en oprechtelijk te dienen. Want dat is Gods wil aangaande de dienstknechten. Grieks, doende den wil Gods uit de ziel.
7Dienende met goedwilligheid den Heere, en niet de mensen; ▼
,
▼▼ niet de mensen; Namelijk alleen of voornamelijk.
8Wetende, dat zo wat goed een iegelijk gedaan zal hebben, hij datzelve van den Heere zal ontvangen, hetzij dienstknecht, hetzij vrije. ▼
,
▼ 9En gij heren, doet hetzelfde bij hen, nalatende de dreiging; als die weet, dat ook uw eigen Heere in de hemelen is, en dat geen aanneming des persoons bij Hem is. ▼▼ doet hetzelfde Namelijk dat goed is en van den Heere beloond wordt, gelijk hij in het voorgaande vs. van de dienstknechten heeft gesproken. Want hij gebiedt den heren niet hunnen dienstknechten te gehoorzamen of te dienen, maar hen in alle billijkheid en zachtmoedigheid te gebieden en regeren, gelijk de volgende woorden verklaren.
,
▼ 10Voorts, mijn broeders, wordt krachtig in den Heere, en in de sterkte Zijner macht. ▼▼ wordt krachtig Dat is, weest dagelijks meer en meer, door de kracht des Heeren, tegen uwe vijanden versterkt. Waartoe de middelen van vs.13 voorts worden voorgesteld.
11Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. ▼ 12Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. ▼
,
▼
,
▼▼ overheden, De apostel geeft hier den Satan en zijnen engelen deze titels, niet omdat zij van God tot rechte oversten en regeerders der wereld gesteld zijn, gelijk God den dienst der goede engelen dikwijls gebruikt, Eph 1:21, en Eph 3:10, maar omdat zij hunne macht, die de goede engelen van God hebben, en dezen door hunnen val verloren hebben, nochtans als tyrannen met list en geweld over de verdorven en boze wereld nog gebruiken; en dat door een rechtvaardig oordeel Gods hun hetzelve, tot straf der kwaden en een oefening der goeden, voor enen tijd wordt toegelaten. Zie 2Co 4:4; 2Th 2:9-10. Zie ook de aantekeningen Eph 2:2.
,
▼
,
▼▼ de geestelijke boosheden Grieks, de geestelijke der boosheid; dat is, geesten, die tot alle boosheid zijn genegen, en de mensen daartoe ook zoeken te brengen.
,
▼▼ in de lucht Grieks, in de hemelse, of, overhemelse plaatsen; en wordt dit woord hier anders verstaan dan in de andere plaatsen van dezen brief, omdat de lucht somwijlen hemel wordt genaamd, Lev 26:19; Mat 6:26, en de apostel noemt hier voor, hfdst. 2:2, den Satan uitdrukkelijk den overste der macht van de lucht; want dat de Satan gene plaats noch macht meer heeft in den rechten hemel, blijkt uit 2Pe 2:4; Jud 1:6; Rev 12:8, enz.
13Daarom neemt aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt wederstaan in den bozen dag, en alles verricht hebbende, staande blijven. ▼▼ de gehele Of, de gehele wapening; namelijk waarmede ons God in Zijn woord wapent tegen alle aanvallen des Satans.
,
▼
,
▼▼ verricht hebbende, Of, uitgewrocht hebbende; namelijk hetgeen ons in dezen strijd te doen staat tot overwinning dezer vijanden, hetwelk daarna wordt beschreven.
14Staat dan, uw lenden omgord hebbende met de waarheid, en aangedaan hebbende het borstwapen der gerechtigheid; ▼
,
▼▼ omgord hebbende De krijgsgordels waren eertijds breed en sterk, van sterke stof gemaakt, en met ijzeren of koperen plaatjes beslagen, waardoor de zwakste partijen des lichaams, dat is, de lenden en opperbuik werden gegord, gestijfd, en beschermd.
,
▼▼ de waarheid, Sommigen verstaan hierdoor oprechtheid gesteld tegen geveinsdheid; anderen, de waarheid der leer, gesteld tegen alle dwalingen en ketterijen. Zie 1Ti 1:18-19.
,
▼▼ der gerechtigheid; Dat is, godzaligheid des levens, en een goede conscientie, gelijk Paulus tot Timotheüs ook spreekt in de aangehaalde plaats.
15En de voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het Evangelie des vredes; ▼▼ de voeten geschoeid Waardoor ook de schenen, of benen tot de knieën toe worden verstaan, die de ouden in den krijg tezamen met laarsjes en scheendekselen wapenden, niet alleen tegen de ongemakken des weders, maar ook om een pijl of slag te wederstaan.
,
▼
,
▼ 16Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, met hetwelk gij al de vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen. ▼
,
▼▼ de vurige Sommigen verstaan dit van venijnige pijlen, die door hun venijn het lichaam en de kwetsuur ontsteken als met een brand, gelijk er eertijds in den krijg vele plachten gebruikt te worden; andere van pijlen, die met de punten in het vuur gelegd werden, om te harder te zijn en meer te schaden; of ook om den brand ergens in te schieten. Dit alles komt met de natuur van de verzoekingen des satans overeen, die als een venijn en vuur de ziel kwetsen en doordringen, zo zij niet intijds gestuit en geblust worden.
,
▼▼ uitblussen Dat is, niet alleen af te weren, maar ook al hun venijnige kracht van beschadigen te benemen.
17En neemt den helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord. ▼
,
▼ 18Met alle bidding en smeking, biddende te allen tijd in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen; ▼▼ bidding Sommigen onderscheiden dit alzo, dat door het woord bidding verstaan wordt een afbidden van het kwaad, of der verzoeking; en door het woord smeking verstaan wordt een ernstig gebed om Gods hulp en genade, ten einde, zo het God immers belieft ons daarin te laten vallen, wij in de verzoeking kunnen bestaan, en een goede uitkomst mogen verkrijgen, 1Co 10:13. Zie van dit onderscheid ook 1Ti 2:1.
,
▼▼ in den Geest, Dat is, met ernst en van harte, gelijk Joh 4:24. Of, door den Geest, dat is, de Heilige Geest; Rom 8:26-27.
,
▼▼ voor al de heiligen; Dat is, gelovigen, die in deze wereld ook in dergelijken strijd zijn.
19En voor mij, opdat mij het Woord gegeven worde in de opening mijns monds met vrijmoedigheid, om de verborgenheid van het Evangelie bekend te maken; ▼▼ het Woord Dat is, de bekwaamheid om het Woord Gods te spreken met standvastigheid en vrijmoedigheid; een Hebreeuwse wijze van spreken, gelijk het volgende vs. verklaart.
20Waarover ik een gezant ben in een keten, opdat ik in hetzelve vrijmoediglijk moge spreken, gelijk mij betaamt te spreken. ▼
,
▼ 21En opdat ook gij moogt weten hetgeen mij aangaat; en wat ik doe, dat alles zal u Tychikus, de geliefde broeder en getrouwe dienaar in den Heere, bekend maken; ▼
,
▼▼ Tychicus, Deze Tychicus heeft Paulus overal vergezelschapt in zijne reizen door Azië, gelijk te zien is Act 20:4, en heeft hem in zijne gevangenis te Rome niet verlaten, welken Paulus ook heeft gebruikt om naar Efeze en andere kerken in Azië te zenden, tot versterking derzelve. Zie van hem ook Col 4:7; Tit 3:12.
22Denwelken ik tot datzelfde einde tot u gezonden heb, opdat gij onze zaken zoudt weten, en hij uw harten zou vertroosten. ▼▼ uw harten Namelijk niet alleen door andere redenen uit Gods Woord als een dienaar van Christus, maar ook door het bericht, dat hij u doen zal van de vrijheid, die mij in mijne banden van den keizer wordt gegeven.
23Vrede zij den broederen, en liefde met geloof, van God den Vader, en den Heere Jezus Christus. ▼▼ Vrede zij den Hierdoor wordt, naar de wijze van spreken der Hebreën, allerlei gelukzaligheid naar ziel en lichaam verstaan.
,
▼ 24De genade zij met al degenen, die onzen Heere Jezus Christus liefhebben in onverderfelijkheid. Amen. Vanuit Rome aan de Efeziers geschreven, door bemiddeling van Tychikus. ▼
Copyright information for
DutSVVA