Esther 7
1Toen de koning met Haman gekomen was, om te drinken met de koningin Esther; ▼ 2Zo zeide de koning tot Esther, ook op den tweeden dag, op den maaltijd des wijns: Wat is uw bede, koningin Esther! en zij zal u gegeven worden; en wat is uw verzoek? Het zal geschieden, ook tot de helft des koninkrijks. ▼ , ▼ 3Toen antwoordde de koningin Esther, en zeide: Indiën ik, o koning, genade in uw ogen gevonden heb, en indien het den koning goeddunkt, men geve mij mijn leven, om mijner bede wil, en mijn volk, om mijns verzoeks wil. ▼▼ mijn leven, Hebreeuws, mijn ziel.
,
▼▼ mijn volk, Te weten, de Joden, uit welken ik gesproten ben. Anders, en mijns volks; te weten, ziel, of leven.
4Want wij zijn verkocht, ik en mijn volk, dat men ons verdelge, dode en ombrenge. Indiën wij nog tot knechten en tot dienstmaagden waren verkocht geweest, ik zou gezwegen hebben, ofschoon de onderdrukker de schade des konings geenszins zou kunnen vergoeden. ▼
,
▼▼ Indien wij nog Of, och of wij tot, enz.
,
▼▼ waren verkocht geweest, Te weten, tot profijt des konings.
,
▼▼ de onderdrukker Anders, de onderdrukking; [dat is, het profijt, dat van de onderdrukking zou komen] niet zou kunnen vergeleken worden met de schade des konings.
,
▼▼ de schade des konings Esther geeft hiermede te verstaan dat de koning groot profijt van de Joden genoot, te weten, vanwege de schattingen, die zij moesten betalen; en zij zegt dat de schade, die de koning door het verdelgen der Joden in al zijn koninkrijken lijden zou, zo groot zou wezen, dat Haman met zijn tien duizend talenten zilvers [boven, Est 3:9 ] dezelve niet zou kunnen vergoeden.
5Toen sprak de koning Ahasveros, en zeide tot de koningin Esther: Wie is die, en waar is diezelve, die zijn hart vervuld heeft, om alzo te doen? ▼ 6En Esther zeide: De man, de onderdrukker en vijand, is deze boze Haman! Toen verschrikte Haman voor het aangezicht des konings en der koningin. 7En de koning stond op in zijn grimmigheid van den maaltijd des wijns, en ging naar den hof van het paleis. En Haman bleef staan, om van de koningin Esther, aangaande zijn leven verzoek te doen; want hij zag, dat het kwaad van de koning over hem ten volle besloten was. ▼▼ naar den hof Dat is, in den hof, die aan, of bij het paleis was.
,
▼▼ zijn leven Hebreeuws, zijn ziel, gelijk vs.3.
,
▼
,
▼▼ ten volle besloten was Hebreeuws, volbracht was.
8Toen de koning wederkwam uit den hof van het paleis in het huis van den maaltijd des wijns, zo was Haman gevallen op het bed, waarop Esther was. Toen zeide de koning: Zou hij ook wel de koningin verkrachten bij mij in het huis? Het woord ging uit des konings mond, en zij bedekten Hamans aangezicht. ▼▼ gevallen Te weten, om Esther te smeken en te bidden dat zij den koning voor hem zou willen bidden, dat hij zijn leven mocht behouden.
,
▼
,
▼▼ verkrachten Of, geweld aandoen, overweldigen.
,
▼▼ bij mij Dat is, in mijn bijwezen en tegenwoordigheid.
,
▼▼ in het huis? Te weten, in dit huis van den maaltijd.
,
▼▼ woord ging uit Of, een woord; dat is, bevel.
,
▼ 9En Charbona, een van de kamerlingen, voor het aanschijn des konings staande, zeide: Ook zie, de galg, welke Haman gemaakt heeft voor Mordechai, die goed voor den koning gesproken heeft, staat bij Hamans huis, vijftig ellen hoog. Toen zeide de koning: Hang hem daaraan. ▼▼ voor Mórdechaï, Te weten, om hem daaraan te hangen. Dit mag wel Charbona van iemand uit Hamans huisgezin vernomen hebben, toen hij gegaan was om Haman tot het tweede banket tehalen, ziende daar deze galg opgericht.
,
▼▼ die goed voor den koning gesproken heeft, Te weten, ontdekkende de samenzwering der kamerlingen tegen den koning, daar hij zeer wel aan gedaan heeft, doende daarmede den koning den grootsten dienst, dien men hem doen kon, namelijk hem zijn leven behoudende; zie boven, Est 2:21-22 .
10Alzo hingen zij Haman aan de galg, die hij voor Mordechai had doen bereiden; en de grimmigheid des konings werd gestild.
Copyright information for
DutSVVA