Exodus 32:27-28
27En hij zeide tot hen: Alzo zegt de Heere, de God van Israël: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en keert weder, van poort tot poort in het leger, en een iegelijk dode zijn broeder, en elk zijn vriend, en elk zijn naaste! ▼▼ de God van Israël Te weten, de ware God Israëls, niet het kalf, waarvan zij spraken vs.4: Dit zijn uwe goden, Israël.
,
▼▼ zijn broeder, Dat is, den eersten die hem bejegent; verschoont niemand, al ware het uw broeder.
28En de zonen van Levi deden naar het woord van Mozes; en er vielen van het volk, op dien dag, drie duizend man. ▼▼ er vielen van het volk, Te weten, door de scherpte van het zwaard.
Copyright information for
DutSVVA