Ezekiel 16
1Verder geschiedde des Heeren woord tot mij, zeggende: 2Mensenkind, maak Jeruzalem haar gruwelen bekend, ▼▼ Jeruzalem Dat is, de inwoners van Jeruzalem, die hier vervolgens om deze oorzaak in het eenvoudig getal en in het vrouwelijk geslacht toegesproken worden.
,
▼▼ gruwelen bekend, Dat is, gruwelijke werken, voornamelijk door afgoderij bedreven.
3En zeg: Alzo zegt de Heere Heere tot Jeruzalem: Uw handelingen en uw geboorten zijn uit het land der Kanaänieten; uw vader was een Amoriet en uw moeder een Hethietische. ▼▼ handelingen Velen verstaan hierdoor al het bedrijf van het gehele Israëlietische volk, in het stukk van den godsdienst; waaronder ook te begrijpen zijn de werken rakende den wandel des levens. Anderen vertalen dit woord afkomsten, of geslachten, oorsprongen, woningen, of verkeringen.
,
▼▼ geboorten Dat is, de beginselen en de oorsprongen van uw voorgemelde handelingen zijn niet uit Abraham en Sara, van wie gij u beroemt afkomstig te wezen, maar uit de afgodische en goddeloze heidenen, welker doen gij nagevolgd hebt, ontaardende van het geloof en de werken van uwen vader Abraham; vergelijk Joh 8:39 ; Rom 2:28 ; en Rom 9:7-8 . Sommigen menen dat het Hebreeuwse woord hier in het getal van velen gesteld wordt, om aan te wijzen dat de Israëlieten altijd verscheidene afgodische godsdiensten nagevolgd hebben, met een niet tevreden zijnde.
,
▼
,
▼ 4En aangaande uw geboorten: ten dage, als gij geboren waart, werd uw navel niet afgesneden; en gij waart niet met water gewassen, toen Ik u aanschouwde; gij waart ook geenszins met zout gewreven, noch in windselen gewonden. ▼
,
▼▼ werd uw navel De ellende van het volk Israëls wordt hier beschreven door ene gelijkenis, genomen van een nieuwgeboren kind, dat uit zijner moeder lichaam voortgekomen zijnde van niemand gadegeslagen wordt.
,
▼▼ niet afgesneden; Dit betekent dat geen bloot schepsel dit volk van zijn aangeboren ellende, zonde en dood verloste of verlossen kon, om het tot de eeuwige zaligheid te brengen.
,
▼▼ toen Ik u aanschouwde; Hebreeuws, met mijn aanschouwen; dat is, zo haast als Ik u aanschouwde. Alzo vertalen ook enigen de woorden bij, of met mijnen voet; Gen 30:30 . Dat is, zo haast als Ik inkwam. Anders: tot mijn aanschouwen; dat is, tot een welgevallen van mijn aanschouwen, zulks dat gij mijn gezicht zoudt aangenaam geweest zijn. Anders: tot verzachting; te weten waardoor de huid van het nieuwgeboren kind zacht, zuiver, net als glad wordt gemaakt, als dezelve na de afwassing met enige stoffen daartoe gebruikelijk, bestreken is geweest.
,
▼▼ geenszins met zout gewreven, Hebreeuws, gezouten wordende, gezouten worden. Het zout werd in voortijden ook gebruikt tot verstijving van de huid en versterking der inwendige delen. Dit alles geeft te verstaan dat God in de Israëlieten, als Hij hen voor zijn volk aannam, niets anders gevonden heeft dan ellende, vuilnis en zwakheid, en vervolgens hen verkoren heeft niet uit aanzien van hunne waarde, maar door zijne genade in den beloofden Middelaar.
5Geen oog had medelijden over u, om u een van deze dingen te doen, om zich over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de walgelijkheid van uw ziel, ten dage, toen gij geboren waart. ▼▼ Geen oog had medelijden over u, Te weten niet alleen omdat zij niet wilden, maar ook niet konden. Hebreeuws, geen oog spaarde, of verschoonde over u.
,
▼▼ van deze dingen te doen, Te weten, die aan een zodanig nieuwgeboren kind noodzakelijk tot zijn behoud gedaan moet worden.
,
▼▼ zijt geworpen geweest Dat is, als van allen verlaten en van niemand te helpen dan van God.
,
▼ 6Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef! ▼▼ in uw bloed, Te weten dat aan uw lijf was toen gij eerst ter wereld kwaamt. Dit bloed betekent ons de verdorvenheid der natuur, in welke wij allen ontvangen en geboren zijn, en die ons den tijdelijken en eeuwigen dood onderworpen maakt.
,
▼▼ in uw bloed Dat is, daar gij in uw bloed waart.
,
▼▼ Leef; Dat is, gij zult leven, niettegenstaande gij zeer verdorven en ellendig zijt. Het is een bevel, inhoudende ene belofte des levens; van welke manier van spreken zie Psa 37:3 , en Pro 3:25 . De Heere wil zeggen: Hoewel gij zeer onrein en mismaakt zijt, en ligt als in het midden des doods, nochtans zal Ik maken dat gij zult leven. Dit is doorgaans vervuld, volgens het verbond der genade, hetwelk God met Abraham heeft opgericht.
,
▼▼ ja, Dit wordt tweemaal gezegd om te tonen dat God zijne beloften menigmaal heeft vernieuwd en dat zij vast gaan. Zie van deze beloften, Gen 12:1-3 , en Gen 13:15-16 , en Gen 15:1 , enz., en Gen 17:1-2 , enz., en Gen 22:17 , enz., en Gen 24:7 , en Gen 26:3 , en Gen 28:13 , enz.
7Ik heb u tot tien duizend, als het gewas des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid, en groot geworden, en zijt gekomen tot grote sierlijkheid; uw borsten zijn vast geworden, en uw haar is gewassen, doch gij waart naakt en bloot. ▼
,
▼▼ grote sierlijkheid; Hebreeuws, tot een sierlijkheid de sierlijkheden; dat is, tot zeer grote of de allermeeste frisheid. Zie van deze manier van spreken, Lev 2:3 . Versta dit van een geestelijke sierlijkheid en frisheid, welker oorzaak zie Deu 7:7-8 , en is vervolgens voortgekomen uit de eerste weldaad hier vermeld, begrepen in de belofte des levens, boven vs.6.
,
▼ 8Als Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik Mijn vleugel over u uit, en dekte uw naaktheid; ja, Ik zwoer u, en kwam met u in een verbond, spreekt de Heere Heere en gij werdt de Mijne. ▼▼ der minne; Dat is dat gij huwbaar waart, of bekwaam om ten huwelijk begeerd te worden. De Heere spreekt hier menselijkerwijze van het geestelijke huwelijk, hetwelk Hij uit enkel genade en liefde aangegaan heeft met het Joodse volk, als Hij dat van alle andere volken der aarde heeft afgezonderd en daarmede een verbond der genade in den Messias opgericht.
,
▼
,
▼▼ naaktheid; Of, schaamte.
,
▼▼ een verbond, Te weten het geestelijke huwelijk, dat Ik uw God en gij mijn volk zoudt wezen; zie Gen 17:1-2 , enz.
9Daarna wies Ik u met water, en Ik spoelde uw bloed van u af, en zalfde u met olie. ▼▼ wies Ik u met water, Hierdoor verstaan velen de weldaad van de vergeving der zonden, vloeiende uit het genadeverbond, en die dikwijls door afwassing afgebeeld en uitgedrukt wordt; Exo 24:8 ; Lev 15:13 ; Psa 51:4 , Psa 51:9 ; onder Eze 36:25 ; Act 22:16 ; 1Co 6:11 ; Rev 1:5 . Doch versta ook dit en het volgende van de wedergeboorte en heiligmaking, ten aanzien van de kinderen der belofte en de uitverkorenen, die onder het volk waren.
,
▼▼ uw bloed van u af, Te weten dat in uwe geboorte aan u gevonden werd.
,
▼▼ zalfde u met olie Te weten om u behagelijk te maken. Vergelijk Est 2:12 . Dit betekende de geestelijke zalving met olie der wedergeboorte, waardoor de mens tot een beter leven geheiligd wordt. Zie van deze olie en zalving, 2Co 1:21-22 ; 1Jo 2:20 , 1Jo 2:27 .
10Ik bekleedde u ook met gestikt werk, en Ik schoeide u met dassenvellen, en omgordde u met fijn linnen, en bedekte u met zijde. ▼▼ Ik bekleedde u ook Dat is, Ik heb u overvloediglijk voorzien, niet alleen naar het lichaam van al hetgeen u nodig was, maar met geestelijke goederen en weldaden zo verrijkt en vervuld, dat gij onder andere volken uitsteekt, Gen 12:2-3 ; Num 24:5-7 , Num 24:17-19 ; Deu 4:6-8 ; Psa 132:13-15 , enz. en door mijn huwelijk ene koningin geworden zijt; zie Psa 45:10-14 , enz. Zie ook onder vs.13.
,
▼▼ gestikt werk, Of, borduurwerk; alzo onder vs.18.
,
▼
,
▼ 11Ook versierde Ik u met sieraad, en deed armringen aan uw handen, en een keten aan uw hals. ▼
,
▼
,
▼▼ hals Hebreeuws, keel, of gorgel.
12Desgelijks deed Ik een voorhoofdsiersel aan uw aangezicht, en oorringen aan uw oren, en een kroon der heerlijkheid op uw hoofd. ▼
,
▼
,
▼
,
▼ 13Zo waart gij versierd met goud en zilver, en uw kleding was fijn linnen, en zijde, en gestikt werk; gij at meelbloem, en honig, en olie, en gij waart gans zeer schoon, en waart voorspoedig, dat gij een koninkrijk werdt. ▼▼ Zo waart gij versierd Door al deze gelijkenissen, genomen van lichamelijken sieraad, nooddruft, schoonheid en voorspoed, wordt afgebeeld de overvloed der geestelijke gaven, waarmede God het Israëlietische volk boven andere natiën verheven had, als daar waren de geving der wet, de openbaring van de hemelse leer, de gave der profetie, het priesterdom, de zuivere godsdienst, de wonderen, de hoop van het toekomende leven, enz.
,
▼▼ gestikt werk; Of, borduurwerk.
,
▼▼ meelbloem, Versta onder de soorten van leeftocht hier verhaald, al wat nodig is tot onderhouding des levens en aangenaam tot deszelfs vermaking.
,
▼▼ gans Hebreeuws, in zeer zeer.
,
▼▼ zeer schoon, Dat is, zeer aangenaam en van alle volken met verwondering aangezien.
,
▼ 14Daartoe ging van u een naam uit onder de heidenen om uw schoonheid; want die was volmaakt door Mijn heerlijkheid, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere Heere. ▼
,
▼▼ heerlijkheid, Zie boven vs.10, 13.
15Maar gij hebt vertrouwd op uw schoonheid, en hebt gehoereerd vanwege uw naam; ja, hebt uw hoererijen uitgestort aan een ieder, die voorbijging; voor hem was zij. ▼▼ vertrouwd op uw schoonheid, Even alsof gij die altijd behouden zoudt, hoe gij het ook met mij maaktet.
,
▼▼ gehoereerd Dat is, afgoderij bedreven, eensdeels in uw afgodendienst, anderdeels in uw snode verbintenissen met de volken. Zie van de geestelijke hoererij door afgodendienst, Lev 17:7 , en Lev 20:5 , en van de ongeoorloofde verbintenissen door God verboden, Exo 23:32 , en Exo 34:12 ; Deu 7:2-3 , en van de Joden gemaakt, 2Ch 19:2 , en 2Ch 20:35 , enz.
,
▼▼ vanwege uw naam; Dat is, omdat gij den naam hebt van zeer schoon te zijn, en uit zulke oorzaak den wil u gemeen te maken tot verzadiging van uwen hoerachtigen aard.
,
▼ 16En gij hebt van uw klederen genomen, en u gemaakt geplekte hoogten, en hebt daarop gehoereerd; zulks is niet gekomen, en zal niet geschieden. ▼▼ hoogten, Versta, altaren in hoge plaatsen den afgoden opgericht, en met bonte of breed geplekte klederen behangen, opdat zij, van verre gezien zijnde, de voorbijgangers tot afgoderij zouden aantrekken. Deze worden hier vergeleken bij de bedden der hoeren, welke schoon en kostelijk opgepronkt worden, om de minnaars aan te lokken, Pro 7:16 ; waarom ook deze afgodische plaatsen der afgodendienaren bedden genaamd worden, Isa 57:7 .
,
▼▼ zulks is niet gekomen, De zin is dat het de Joden zo grof maakten met hunne afgoderij, dat zij huns gelijken niet hadden noch hebben zouden.
17Daartoe hebt gij genomen de vaten uws sieraads van Mijn goud en van Mijn zilver, dat Ik u gegeven had, en gij hebt u mansbeelden gemaakt, en gij hebt met dezelve gehoereerd. ▼
,
▼
,
▼▼ mansbeelden Het schijnt dat hier mansbeelden genaamd worden, en niet vrouwenbeelden, omdat Jeruzalem hier ingevoerd wordt onder de persoon van ene hoer, die zich met alle mannen vermengt. Of, omdat zij enige beelden hebben gehad in den vorm van een man, zeer onkuis en ijselijk afgebeeld.
,
▼▼ gemaakt, Te weten van dat goud en zilver.
,
▼▼ gehoereerd Te weten met aan die offeranden te doen, hen aan te roepen en alle godsdienstige eer te bewijzen.
18En gij hebt uw gestikte klederen genomen, en hebt ze bedekt; en gij hebt Mijn olie en Mijn reukwerk voor hun aangezichten gesteld. ▼▼ hebt ze bedekt; Te weten uwe beelden, en dat, om die ook met kostelijk sieraad te vereren, hetwelk mede afgoderij is.
,
▼
,
▼▼ reukwerk Van het reukwerk uit verscheidene specerijen tot het gebruik van den godsdienst gemaakt, zie Exo 30:34-35 .
19En Mijn brood, hetwelk Ik u gaf, meelbloem en olie, en honig, waarmede Ik u spijsde, dat hebt gij ook voor hun aangezichten gesteld tot een liefelijken reuk; zo is het geschied, spreekt de Heere Heere. ▼▼ hun aangezichten gesteld Te weten der beelden.
,
▼ 20Verder hebt gij uw zonen en uw dochteren, die gij Mij gebaard hadt, genomen, en hebt ze denzelven geofferd om te verteren; is het wat kleins van uw hoererijen, ▼▼ Mij gebaard hadt, Te weten die mij toekwamen uit kracht van het verbond, dat Ik met u en uw zaad gemaakt heb. Want hoewel het Joodse volk God verlaten had en waardig was van God verlaten te worden, nochtans dewijl dit nog niet geschied was, genereerde het kinderen, die Hij ook door de besnijdenis voor de zijnen nog waardigde te kennen, niet willende de kinderen om de misdaad der ouders straffen. Alzo onder Eze 23:37 .
,
▼▼ hun geofferd Te weten afgoden en beelden.
,
▼▼ om te verteren; Dat is opdat zij die met het vuur verslinden zouden.
,
▼▼ is het wat kleins van uw hoererijen, Te weten in uwe ogen, of oordeel, dat gij zulke gruwelen doet als in het voorgaande en volgende verhaald worden, voortkomende uit uwe hoererij?
21Dat gij Mijn kinderen geslacht hebt, en hebt ze overgegeven, als gij dezelve voor hen door het vuur hebt doen gaan? ▼
,
▼▼ voor dezen door het vuur hebt doen gaan? Dat is ter ere der afgoden.
22Ook hebt gij bij al uw gruwelen en uw hoererijen niet gedacht aan de dagen uwer jonkheid, als gij naakt en bloot waart, als gij vertreden waart in uw bloed. ▼▼ uwer jonkheid, Zie boven vs.4.
,
▼▼ gij naakt en bloot waart, Zie boven vs.7.
,
▼▼ vertreden waart in uw bloed Zie boven vs.6.
23Het is ook geschied na al uw boosheid, ( wee, wee u, spreekt de Heere Heere), 24Dat gij u een verwelfsel gebouwd hebt, en u een hoge plaats gemaakt hebt in elke straat. ▼ 25Aan elk hoofd des wegs hebt gij uw hoge plaatsen gebouwd, en hebt uw schoonheid gruwelijk gemaakt, en hebt met uw benen geschreden voor een ieder, die voorbijging, en hebt uw hoererijen vermenigvuldigd. ▼
,
▼▼ hebt met uw Dat is, gij hebt u overgegeven tot allerlei soort van allersnoodste en onbeschaamdste afgoderij, van welke volken gij ze ontleend zoudt mogen hebben. Het Hebreeuwse woord wordt gebruikt van den mond en van de benen; van den mond, voor dien wijd opensperren om lichtvaardig en onbeschaamd te spreken, Pro 13:3 ; van de benen, voor open te zetten tot onkuischheid, gelijk hier.
,
▼▼ benen geschreden voor een ieder, Hebreeuws, voeten.
26Gij hebt ook gehoereerd met de kinderen van Egypte, uw naburen, die groot van vlees zijn; en gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd, om Mij tot toorn te verwekken. ▼
,
▼
,
▼ 27Ziet, daarom strekte Ik Mijn hand over u uit, en verminderde uw bescheiden deel; en Ik gaf u over in den lust dergenen, die u haten, der dochteren der Filistijnen, die vanwege uw schandelijken weg beschaamd waren. ▼
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ uw schandelijken weg Hebreeuws, uwen weg van schandelijkheid.
28Verder hebt gij gehoereerd met de kinderen van Assur, omdat gij onverzadelijk waart; ja, als gij met hen gehoereerd hebt, zijt gij ook niet verzadigd geworden. ▼▼ gehoereerd Zie boven vs.26.
,
▼
,
▼▼ onverzadelijk waart; Te weten van hoereren.
29Maar gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd in het land van Kanaän tot in Chaldea; en daarmede ook zijt gij niet verzadigd geworden. ▼▼ in het land van Kanaän tot in Chaldea; Sommigen verstaan dit alzo, dat de Joden niet alleen de afgoderij der Kanaänieten nagevolgd hebben, maar ook die der Chaldeën, en dat zulks zou mogen geschied zijn van degenen, die met Jechonia naar Babel gevankelijk zijn weggevoerd geweest.
30Hoe zwak is uw hart ( spreekt de Heere Heere) als gij al deze dingen doet, zijnde het werk van een heersende hoerachtige vrouw! ▼▼ zwak is uw hart Of, flauw, week, mat; te weten vermoeid en overarbeid zijnde, door die onverzadelijke hoerachtige begeerlijkheid.
,
▼▼ heersende hoerachtige vrouw Dat is, die niet alleen ene hoer is, maar in de hoererij zo overdadig, dartel en moedwillig, dat zij de meesteresse boven allen is.
31Als gij uw verwelfsel bouwt aan het hoofd van iederen weg, en uw hoge plaats maakt in elke straat, en niet zijt geweest als een hoer, het hoerenloon beschimpende. ▼▼ verwelfsel bouwt Zie boven vs.24.
,
▼▼ aan het hoofd van iederen weg, Zie boven vs.25.
,
▼▼ een hoer, Dewijl zij geen loon begeert, maar toegeeft. Zie vs.33,34.
32O, die overspelige vrouw, zij neemt in plaats van haar man de vreemden aan. ▼▼ overspelige vrouw, Te weten die andere mannen tot zich lokt, zonder enig loon te begeren.
,
▼
,
▼ 33Men geeft loon aan alle hoeren; maar gij geeft uw loon aan al uw boelen, en gij beschenkt ze, opdat zij tot u van rondom zouden ingaan om uw hoererijen. ▼▼ Men geeft loon aan alle hoeren; Hebreeuws, zij geven; te weten de hoereerders.
,
▼▼ uw loon Te weten zowel in het bekomen en verkrijgen van de vreemde goden en de wijze om die te dienen, als om afgodische verbonden met de heidenen te maken.
,
▼▼ boelen, Hebreeuws, liefhebbers, of minnaars; alzo in het volgende.
,
▼▼ van rondom Dat is, van alle steden en landen.
,
▼
,
▼▼ om uw hoererijen Dat is, om met u hoererij te bedrijven.
34Zo geschiedt met u in uw hoererijen het tegendeel van de vrouwen, dewijl men u niet naloopt, om te hoereren; want als gij hoerenloon geeft, en het hoerenloon u niet gegeven wordt; zo zijt gij tot een tegendeel geworden. ▼▼ het tegendeel Hebreeuws, omkering.
,
▼▼ van de vrouwen, Te weten die onkuis zijn en haar lichaam gemeen maken. Want zij begeren hoerenloon te ontvangen en niet te geven.
,
▼▼ dewijl men u niet naloopt, Hebreeuws, achter u om werd niet gehoereerd; dat is, dewijl u niemand vervolgt of naloopt om met u hoererij te bedrijven.
35Daarom, o hoer, hoor des Heeren woord. 36Alzo zegt de Heere Heere: Omdat uw vergif uitgestort is, en uw schaamte door uw hoererijen met uw boelen ontdekt is, en met al de drekgoden uwer gruwelen, en na het bloed uwer kinderen, dat gij hun gegeven hebt; ▼▼ vergif uitgestort is, Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk koper, koperroest, kopergroen, Spaansgroen, hetwelk vergiftig is, en wordt hier bij gelijkenis genomen voor den vuilen vloed, die ene hoer met veel hoereren krijgt aan haar lichaam. Waarmede te verstaan gegeven wordt hoe vuil en schandelijk de afgoderij voor God is. Naar anderer gevoelen wijst het woord op de onverzadelijke begeerlijkheid der hoeren; zie van het Hebreeuwse woord onder Eze 24:11 . Dit vertalen anderen vuiligheid, lelijkheid, schamelheid, of fielterij.
,
▼▼ uw boelen ontdekt is, Hier wordt verhaald tweeërlei geestelijke hoererij; de eerste met vreemde volken door ongeoorloofde verbonden, als daar waren de Assyriërs, Egyptenaars en Babyloniërs; de andere met de afgoden door valse godsdiensten.
,
▼▼ uwer gruwelen, De afgoden worden zo genoemd omdat in hun afgodsdienst vele gruwelen geschieden.
,
▼ 37Daarom, zie, Ik zal al uw boelen vergaderen, met dewelke gij vermengd zijt geweest, en allen, die gij liefgehad hebt, met allen, die gij gehaat hebt; en Ik zal hen van rondom vergaderen tegen u, en Ik zal voor hen uw naaktheid ontdekken, dat zij uw ganse naaktheid zien zullen. ▼▼ boelen vergaderen, Uit hetwelk het heirleger der Babyloniërs bestond.
,
▼▼ vermengd zijt geweest, Te weten in geestelijke afgoderij, zowel der goddeloze verbonden als der valse godsdiensten. Anders: wellust of vermaak genomen, of gedreven hebt, of wellustig geweest zijt, of het zoet gehad hebt.
,
▼ 38Daartoe zal Ik u naar de rechten der overspeelsters en der bloedvergietsters richten; en Ik zal u overgeven aan het bloed der grimmigheid en des ijvers. ▼
,
▼
,
▼▼ het bloed der grimmigheid Dat is, den dood, die voortkomen zal uit mijn grimmigheid en ijver.
,
▼ 39En Ik zal u in hun hand overgeven, en zij zullen uw verwelfsel afbreken, en uw hoge plaatsen omwerpen, en uw klederen u uittrekken, en uw sierlijke juwelen nemen, en u naakt en bloot laten. ▼▼ sierlijke juwelen nemen, Hebreeuws, vaten of gereedschappen van uw sieraad, of uwer heerlijkheid.
40Daarna zullen zij tegen u een vergadering doen opkomen, en zullen u met stenen stenigen, en u met hun zwaarden doorsteken. 41Zij zullen ook uw huizen met vuur verbranden, en oordelen tegen u uitvoeren voor veler vrouwen ogen; en Ik zal u doen ophouden van een hoer te zijn, en gij zult ook niet meer hoerenloon geven. ▼
,
▼▼ vrouwen ogen; Dat is, volken. Alzo is het Joodse volk in dezen gehelen handel voorgesteld onder den naam van een overspelige vrouw. Zo worden ook door dochters in de Heilige Schrift volken verstaan. Zie boven vs.27. Hier nu wordt gesproken van de omliggende volken, wien de Joden in hunnen ondergang tot een openbaar voorbeeld van Gods wraak, ja velen tot een spot geworden zijn. Zie Psa 137:7 ; Lam 1:8 , 21, en Lam 2:15-16 , onder Eze 25:3 , enz., en Eze 26:2 , enz.
42Zo zal Ik Mijn grimmigheid op u doen rusten, en Mijn ijver zal van u afwijken; en Ik zal stil zijn, en niet meer toornig wezen. ▼
,
▼▼ Mijn ijver zal van u afwijken; Te weten, nadat Ik al mijn schrikkelijke oordelen tegen u zal uitgevoerd hebben, zulks dat Ik mij daarmede tevreden houden zal zonder mij over uwe snoodheid meer te storen. God spreekt van zichzelven menselijkerwijze.
43Daarom dat gij niet gedacht hebt aan de dagen uwer jonkheid, en Mij tot beroering geweest zijt met dit alles, zie, zo zal Ik ook uw weg op uw hoofd geven, spreekt de Heere Heere; en gij zult die schandelijke daad niet doen boven al uw gruwelen. ▼▼ aan de dagen uwer jonkheid, Dat is, aan uwe eerste ellende en mijne weldadigheid daarin tegen u. Zie boven vs.4, enz.
,
▼
,
▼
,
▼▼ die schandelijke Versta, de vergeting van hare jonkheid, waarvan in het begin van vs.43 gemeld is. Anders, de vermoording van hare kinderen, waarvan zie boven vs.20,21. Sommigen nemen het Hebreeuwse woord in het goede, en vertalen deze woorden aldus: en gij hebt niet een gedachte gemaakt, of gehad; dat is niet eens gedacht aan al uwe gruwelen.
,
▼▼ gruwelen Dat is, gruwelijke afgoderijen.
44Zie, een ieder, die spreekwoorden gebruikt, zal van u een spreekwoord gebruiken, zeggende: Zo de moeder is, is haar dochter. ▼
,
▼▼ Zo de moeder is, is haar dochter Dat is de dochter volgt zeer dikwijls den aard en de zeden hare moeder.
45Gij zijt de dochter uwer moeder, die de walg had van haar man en van haar kinderen; en gij zijt de zuster uwer zusteren, die de walg gehad hebben van haar mannen en van haar kinderen; uw moeder was een Hethietische, en uw vader een Amoriet. ▼▼ Gij zijt de dochter uwer moeder, Dat is, gij aardt naar haar en zijt haar in manieren en werken gelijk.
,
▼▼ van haar man en van haar kinderen; Dat is, van God, dien zij door de afgoderij verliet, en van haar eigen zonen en dochters, die zij den afgoden ter ere vermoordde.
,
▼▼ uwer zusteren, Genaamd Samaria en Sodom in vs.46. Hebreeuws, zuster; dat is, van elke uwer zusters, alzo in het volgende.
,
▼▼ uw moeder was een Hethietische, Zie boven vs.3.
46Uw grote zuster nu is Samaria, zij en haar dochteren, dewelke woont aan uw linkerhand; maar uw zuster, die kleiner is dan gij, die tegen uw rechterhand woont, is Sodom en haar dochteren. ▼▼ grote zuster nu is Samaria, Samaria, waardoor de tien stammen verstaan zijn, wordt Jeruzalems grote zuster genaamd, omdat haar koninkrijk meerder was dan het koninkrijk van Juda, alzo Sodom haar kleine zuster, omdat haar koninkrijk minder was.
,
▼
,
▼▼ aan uw linkerhand; Dat is, noordwaarts van u. Want die in Jeruzalem waren, staande met het aangezicht naar het oosten, hadden Samaria aan de linkerhand; dat is benoorden, en Sodom aan de rechterhand, dat is bezuiden.
47Doch gij hebt in haar wegen niet gewandeld, noch naar haar gruwelen gedaan; het was wat gerings, een verdriet; maar gij hebt het meer verdorven dan zij, in al uw wegen. ▼▼ hebt in haar wegen niet gewandeld, Dat is, hare zonden zijn nog bij de uwe, die veel meerder en gruwelijker zijn, niet te vergelijken.
,
▼▼ het was wat gerings, Te weten niets anders te zondigen dan die van Samaria en Sodom gezondigd hadden.
,
▼▼ een verdriet; Te weten dat gij niet meer zoudt doen dan zij gedaan hebben.
,
▼
,
▼▼ wegen Dat is, werken.
48Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere Heere, indien Sodom, uw zuster, zij met haar dochteren, gedaan heeft, gelijk gij gedaan hebt en uw dochteren! ▼▼ uw dochteren Een afgebroken reden, in het eedzweren gebruikelijk.
49Ziet, dit was de ongerechtigheid uwer zuster Sodom; hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid had zij en haar dochteren; maar zij sterkte de hand des armen en nooddruftigen niet. ▼▼ zatheid van brood Versta al de zonden, welke uit den overvloed van lichamelijke nooddruft plegen in den goddeloze voort te komen, alzo in het volgende: gerust voor het kwaad, dat daaruit komt.
,
▼▼ stille gerustheid Of, gerust stilheid. Anders: overvloedige ledigheid.
50En zij verhieven zich, en deden gruwelijkheid voor Mijn aangezicht; daarom deed Ik ze weg, nadat Ik het gezien had. ▼
,
▼
,
▼ 51Samaria ook heeft naar de helft uwer zonden niet gezondigd; en gij hebt uw gruwelen meer dan zij vermenigvuldigd, en hebt uw zusters gerechtvaardigd door al uw gruwelen, die gij gedaan hebt. ▼▼ niet gezondigd; Te weten om uwe ondankbaarheid, waardoor gij de weldadigheid, die van mij aan u veel meer dan aan Samaria geweest is, smadelijk verworpen hebt; en om uwe zorgeloosheid, waardoor gij de straffen, die Ik over Samaria gezonden heb, u tot een voorbeeld en waarschuwing, hebt in den wind geslagen.
,
▼ 52Draag gij dan ook uw schande, gij, die voor uw zusteren geoordeeld hebt door uw zonden, die gij gruwelijker gemaakt hebt dan zij; zij zijn rechtvaardiger dan gij; wees gij dan ook beschaamd, en draag uw schande, omdat gij uw zusters gerechtvaardigd hebt. ▼▼ zusteren Hebreeuws, zuster. Zie boven vs.45.
,
▼▼ geoordeeld hebt Dat is, gerechtvaardigd en vromer dan uzelven gesproken hebt, gelijk in vs.51. Anders: die uwe zuster, te weten Samaria, veroordeeld hebt, verklarende dat zij om haar afval rechtvaardig van God gestraft en verlaten was. Anders: gij die uwe zusters geoordeeld hebt, draag ook uwe schande om uwe zonden, enz.
,
▼▼ zusters gerechtvaardigd hebt Hebreeuws, zuster. Zie boven vs.45.
53Als Ik haar gevangenen wederbrengen zal, namelijk de gevangenen van Sodom en haar dochteren, en de gevangenen van Samaria en haar dochteren, dan zal Ik wederbrengen de gevangenen uwer gevangenis in het midden van haar. ▼
,
▼
,
▼▼ dan zal Ik wederbrengen Dat is, nimmermeer. Want Sodom en Samaria waren gans uitgeroeid zonder enige hoop van in haar vorigen staat hersteld te worden; alzo in vs.55. Versta dit met uitneming van degenen, die God uit genade verkoren had, tot een heilig zaad en een overblijfsel zijner kerk, van welke zie onder vs.60.
54Opdat gij uw schande draagt, en te schande gemaakt wordt, om al hetgeen gij gedaan hebt, als gij haar troosten zult. ▼▼ haar Te weten Sodom en Samaria.
,
▼ 55Als uw zusters, Sodom en haar dochteren, zullen wederkeren tot haar vorigen staat, mitsgaders Samaria en haar dochteren zullen wederkeren tot haar vorigen staat, zult gij ook en uw dochteren wederkeren tot uw vorigen staat. 56Ja, uw zuster Sodom is in uw mond niet gehoord geweest, ten dage uws groten hoogmoeds, ▼▼ is in uw mond niet gehoord geweest, Hebreeuws, is niet tot een gehoor of gerucht geweest in uwen mond; dat is, gij hebt kwalijk enig gewag gemaakt van het vreselijk exempel mijner wraak, die Ik over de Sodomieten uitgestort heb, ten einde gij met vermijding van gelijke zonden, gelijke straffen zoudt mogen ontgaan.
,
▼▼ uws groten hoogmoeds, Hebreeuws, uwer hoogmoeden; dat is, als gij zeer hoogmoedig zijt geweest, te weten als gij met grote hovaardigheid en stoutmoedigheid alle waarschuwingen mijner profeten versmaad hebt en in uwe gruwelen voortgegaan zijt. Anders, uwer heerlijkheden, of overtreffelijkheden; dat is, als gij in uw hoogsten welstand, weelde en waardigheid waart. Het Hebreeuwse woord wordt in het kwade voor hoogmoed, of hovaardij genomen, Lev 26:19 ; Job 35:12 ; boven Eze 7:24 ; in het goede voor heerlijkheid, overtreffelijkheid, hoogheid, Exo 15:7 ; Job 40:5 ; Psa 47:5 .
57Aleer uw boosheid ontdekt was. Als de tijd was der versmading van de dochteren van Syrië, en van al degenen, die rondom datzelve waren, de dochteren der Filistijnen, die u verachten van rondom, ▼▼ ontdekt was Te weten door mijne straffen, die Ik over u gezonden heb. Anders zijn de zonden van Gods volk door de predikatie en vermaningen der profeten altijd ontdekt geweest.
,
▼▼ der versmading van de dochteren van Syrië, Dat is, waardoor gij van de Syriërs zijt versmaad geweest, als zij uw land afliepen en plunderden; 2Ki 16:5-6 ; 2Ch 28:5-6 .
,
▼▼ datzelve waren, Te weten land van Syrië.
,
▼
,
▼▼ verachten Versta, de verachting, die recht tevoren versmading is genaamd geweest. Anders: beroofden en plunderden. Want het Hebreeuwse woord betekent naar veler gevoelen niet alleen verachten, maar ook beroven.
,
▼▼ van rondom, Dat is, van alle zijden.
58Hebt gij uw schandelijke daden en uw gruwelen gedragen, spreekt de Heere. ▼▼ uw schandelijke daden Hebreeuws, schandelijke daad, schandelijkheid; dat is, straffen derzelve, waardoor uwe boosheid is begonnen ontdekt te worden.
59Want alzo zegt de Heere Heere: Ik zal u ook doen, gelijk als gij gedaan hebt, die den eed veracht hebt, brekende het verbond. ▼▼ Ik zal u ook doen, Dat is, gelijk gij het verbond gebroken hebt, alzo heb Ik nu ook de vrijheid hetzelfde te doen.
,
▼
,
▼▼ verbond Gemaakt op den berg Sinaï.
60Evenwel zal Ik gedachtig wezen aan Mijn verbond met u, in de dagen uwer jonkheid, en Ik zal met u een eeuwig verbond oprichten. ▼
,
▼
,
▼▼ eeuwig verbond oprichten Te weten hangende van het voorgaande verbond der genade en ene vernieuwing daarvan zijnde, en mede openstaande voor alle heidenen, die in Christus geloven zouden.
61Dan zult gij uwer wegen gedenken en beschaamd zijn, als gij uw zusteren, die groter zijn dan gij, met degenen, die kleiner zijn dan gij, aannemen zult; want Ik zal u dezelve geven tot dochteren, maar niet uit uw verbond. ▼▼ gij uwer wegen gedenken Namelijk, o Jeruzalem en Juda.
,
▼▼ uw zusteren, Versta, degenen die uit de Israëlieten, of de tien stammen, en uit de volken, zo grote, zo kleine, in den Messias geloven, en zich tot de ware kennis van God bekeren zouden.
,
▼▼ aannemen zult; Dat is, ontvangen tot de gemeenschap der kerk.
,
▼▼ tot dochteren, Te weten als uit u geboren door de prediking van het heilig Evangelie.
,
▼▼ uw verbond Te weten het verbond der wet, dat Ik met u gemaakt heb, alsof gij dat wel onderhouden hadt; maar uit mijn genadeverbond, hetwelk ook mijnen uitverkorenen uit de heidenen aangaat.
62Want Ik zal Mijn verbond met u oprichten, en gij zult weten, dat Ik de Heere ben; ▼
,
▼▼ oprichten, Of bevestigen.
63Opdat gij het gedachtig zijt, en u schaamt, en niet meer uw mond opent vanwege uw schande, wanneer Ik voor u verzoening doen zal over al hetgeen gij gedaan hebt, spreekt de Heere Heere. ▼▼ niet meer uw mond opent Hebreeuws, niet meer opening des monds hebt; dat is, opdat gij niet meer de stoutheid noch de stof hebt om u te ontschuldigen en uwe zonden te verschonen. Deze manier van spreken in het goede genomen, is zoveel als de vrijmoedigheid en stof te hebben om iets klaarlijk uit te spreken; zie onder Eze 29:21 ; Eph 6:19 .
,
▼
Copyright information for
DutSVVA