Ezekiel 31:12-13
12En vreemden, de tirannigste der heidenen, roeiden hem uit en verlieten hem; zijn takken vielen op de bergen en in alle valleien, en zijn scheuten werden verbroken bij alle stromen des lands; en alle volken der aarde gingen af uit zijn schaduw, en verlieten hem. ▼ , ▼▼ zijn takken vielen op de bergen Gelijk in het grote nederlagen overal, op bergen en in dalen vol van verslagenen en plundering placht te zijn.
,
▼▼ des lands; Of, der aarde.
13Alle vogelen des hemels woonden op zijn omgevallen stam, en alle dieren des velds waren op zijn scheuten; ▼▼ vogelen des hemels Hebreeuws, allen vogel, alle dier, enz. Gelijk boven vs.6.
,
▼▼ omgevallen stam, Of, gevallenen. Hebreeuws, val; dat is, de andere volken namen zijn rijk in, bezaten het en spotten met hem.
Copyright information for
DutSVVA