Ezekiel 35:12-13
12En gij zult weten, dat Ik, de Heere, al uw lasteringen gehoord heb, die gij tegen de bergen Israëls gesproken hebt, zeggende: Zij zijn verwoest , zij zijn ons ter spijze gegeven. ▼▼ dat Ik, de HEERE, Of, dat Ik de HEERE [ben, en dat] Ik, enz.
,
▼ 13Alzo hebt gij u met uw mond tegen Mij groot gemaakt, en uw woorden tegen Mij vermenigvuldigd; Ik heb het gehoord. ▼
,
▼▼ vermenigvuldigd; Dat is, veel gesnaters tegen mij gevoerd. Het Hebreeuwse woord athar of gnathar heeft de betekenis van menigte, of overvloed van woorden, of zaken, meest in het goede, wanneer het genomen wordt van veel smeken, en ernstig of heftig hebben; [waarin menigte van woorden gebruikt wordt] of overvloed van allerlei zegen. Zie Gen 25:21 ; Exo 8:8 , enz.; Jer 33:6 ; maar hier van de trotse snaters en gesnaps, gelijk wanneer iemand [gelijk men zegt] de vlag voert. Alzo is het boven Eze 8:11 gebruikt van den overvloed van het afgodische reukwerk.
Copyright information for
DutSVVA