Ezekiel 43:7-8
7En Hij zeide tot mij: Mensenkind! dit is de plaats Mijns troons, en de plaats der zolen Mijner voeten, alwaar Ik wonen zal in het midden der kinderen Israëls, in eeuwigheid; en die van het huis Israëls zullen Mijn heiligen Naam niet meer verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen hunner koningen, op hun hoogten; ▼▼ Hij zeide tot mij De HEERE, die uit het huis met mij sprak, gelijk in het voorgaande vs. gezegd is.
,
▼▼ plaats der zolen Mijner voeten, Vergelijk Lev 26:11-12 ; Isa 60:13 , en zie Joh 14:23 ; 1Co 3:16-17 , en 1Co 6:19 ; Rev 21:3 , en Rev 22:3 , enz.
,
▼
,
▼▼ die van het huis Israëls Hebreeuws, het huis Israëls zullen, enz., het geheel is: Door de genadige inwoning van mijn Heiligen Geest zal Ik maken dat mijn geestelijk Israël, [dat is, mijne kerk], mij heilig zal dienen en vreemd zijn van alles, wat daartegen strijdt, inzonderheid alle afgoderij, waarvan enige soorten in het volgende worden verhaald, uit de gruwelen, die Gods volk in Kanaän bedreven had. Dit kan men wel enigszins duiden [met sommigen] op den tijd van Ezra en Nehemia na de verlossing uit Babel [hoewel die mannen Gods met veel grove verkeerdheden van het volk steeds hebben moeten strijden, en de Joden naderhand van tijd tot tijd schrikkelijker zijn vervallen, gelijk bij de komst van Christus gebleken is]; maar het ziet alles voornamelijk op den tijd van den Messias en de uitzending van zijnen Geest, en zal volkomenlijk worden vervuld in het andere leven, in het hemels Kanaän, Rev 21:27 , en Rev 22:3 , enz.
,
▼▼ heiligen Naam niet meer verontreinigen, Hebreeuws, naam mijner heiligheid; alzo in het volgende.
,
▼
,
▼▼ dode lichamen Dat is, gelijk enigen menen, met de lichamen van enige gestorven koningen, die omtrent den tempel begraven waren. Anderen verstaan de lichamen der mensen, die zij ter ere hunner afgoden geslacht en geofferd hebben, welke afgoden zij, op heidense wijze, hunne koningen plachten te noemen, inzonderheid dien Molech, of Milcom, of Malcam, of Melech, enz. die daarvan den naam had, want Melech betekent koning; zie Lev 18:21 ; Jer 48:7 , en Jer 49:1 ; Amo 1:15 en Amo 5:26 , met de aantekening. Sommigen nemen het van de afgoden zelf, die met recht dode lichamen genoemd worden, omdat zij geen leven hebben, en als een aas voor God stinken; zie Lev 26:30 ; Jer 15:18 , met de aantekening.
,
▼▼ op hun hoogten; Of, [en] hunne hoogten, zulks dat de hoogten [gelijk dikwijls] voor een bijzondere soort van afgoderij genomen worden.
8Als zij hun dorpel stelden aan Mijn dorpel, en hun post nevens Mijn post, dat er maar een wand tussen Mij en tussen hen was, en verontreinigden Mijn heiligen Naam met hun gruwelen, die zij deden; waarom Ik ze verteerd heb in Mijn toorn. ▼▼ hun dorpel stelden aan Mijn dorpel, Dat is, onbeschaamd in mijn huis invoerden en bedreven allerlei afgoderij, bijgeloof en menselijke inzettingen, willende alzo mij en den duivel samen dienen, tempel aan of in tempel bouwen, als tot mijn spijt. Vergelijk hiermede boven Eze 8 , en inzonderheid Eze 8:7-10 , enz., en wijders 2Ki 16:14 , en 2Ki 21:7 , en boven Eze 23:39 .
,
▼
Copyright information for
DutSVVA