Ezekiel 5
1En gij, mensenkind, neem u een scherp mes, een scheermes der barbieren zult gij u nemen, hetwelk gij zult laten gaan over uw hoofd en over uw baard; daarna zult gij u een weegschaal nemen, en die haren delen. ▼ , ▼ , ▼▼ der barbieren zult gij u nemen, Dat is, hetwelk de barbiers gebruiken als zij iemand scheren.
,
▼▼ hetwelk gij zult laten gaan over uw hoofd en over uw baard; Dat is, gij zult daarmede het haar van uw hoofd en uw baard laten afscheren; zie dezelfde manier van spreken Num 6:5 , en Num 8:7 , en vergelijk Jdg 13:5 . Versta nu door het haar van den baard de burgers en inwoners van Jeruzalem, die in zeer groot getal waren, en door de afschering daarvan de uitroeiing van die burgers.
,
▼▼ weegschaal nemen Als een teken van Gods rechtvaardigheid.
,
▼▼ delen Vergelijk vs.1 met vs.12.
2Een derde deel zult gij in het midden der stad met vuur verbranden, nadat de dagen der belegering vervuld worden; dan zult gij een derde deel nemen, slaande met een zwaard rondom hetzelve, en een derde deel zult gij in den wind strooien; want Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. ▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ nadat de dagen der belegering vervuld worden; Dat is, gij zult dat derde deel niet alles tegelijk verbranden, maar nu en dan tot het einde der belegering. Anders: als de dagen der belegering zullen vervuld zijn.
,
▼
,
▼▼ hetzelve, Te weten derde deel van het haar.
,
▼▼ in den wind strooien; Versta door deze het overige derde deel der Joden, dat ten dele in de omliggende landen verstrooid is, ten dele gevankelijk gevoerd naar Ribla en Babel, 2Ki 25:11 , 2Ki 25:20-21 .
,
▼ 3Gij zult ook weinige in getal daarvan nemen, en in uw slippen binden. ▼▼ daarvan nemen, Te weten van het laatste derde deel.
,
▼ 4En nog zult gij van die nemen, en die werpen in het midden des vuurs, en zult ze verbranden met vuur; daaruit zal voortkomen een vuur tegen het gehele huis van Israël. ▼▼ van die nemen, Te weten van die weinige overgeblevenen.
,
▼▼ werpen in het midden des vuurs, Hetwelk betekende dat van de overgeblevenen onder de regering van Gedalia nog velen ellendiglijk omkomen zouden en verstrooid worden; 2Ki 25:25-26 ; Jer 41:3 .
,
▼▼ vuur tegen Versta, het vuur der ellenden en plagen. Zie boven vs.2, alzo in het voorgaande van vs.4.
,
▼▼ het gehele huis van Israël Te weten dat het gehele overblijfsel van Juda en Israël daaronder vermengd, waar ze ook zijn, ten uiterste toe plagen en verderven zal. Zie Jer 42:16 , en Jer 44:27-28 .
5Alzo zegt de Heere Heere: Dit is Jeruzalem, welke Ik in het midden der heidenen gezet heb, en landen rondom haar henen. ▼
,
▼▼ welke Ik in het midden der heidenen Dat is, Ik heb haar meer weldaden bewezen dan aan enige andere steden onder de heidenen, opdat zij deze tot een voorbeeld van deugd en eerbaarheid wezen zou. Vergelijk Deu 4:6-8 ; Psa 48:2-3 , enz., en Psa 87:1-3 , enz.
,
▼▼ landen Dat is, heidense landen en volken, die zij moest voorlichten in het goede. Of, en der landen, die rondom haar zijn.
6Doch zij heeft Mijn rechten veranderd in goddeloosheid meer dan de heidenen, en Mijn inzettingen meer dan de landen, die rondom haar zijn; want zij hebben Mijn rechten verworpen, en in Mijn inzettingen hebben zij niet gewandeld. ▼
,
▼ 7Daarom zegt de Heere Heere alzo: Dewijl gijlieden dies meer gemaakt hebt dan de heidenen, die rondom u zijn, in Mijn inzettingen niet gewandeld hebt, en Mijn rechten niet gedaan hebt, zelfs naar de rechten der heidenen, die rondom u zijn, niet gedaan hebt; ▼▼ dies meer gemaakt hebt Te weten met zondigen en overtreden. Hebreeuws, om uw vermenigvuldigen; dat is, omdat gij vermenigvuldigt, te weten in zonden, of vermenigvuldigd wordt in zonden. Anderen verstaan deze vermenigvuldiging van hun grote menigte en geweldigen rijkdom, waarin zij de omliggende heidenen overtroffen, en evenwel tegen God ondankbaar waren. Vergelijk Deu 32:15 .
,
▼▼ rechten der heidenen, Die niet toelieten dat men zijn goden en godsdienst lichtvaardig veranderen zou, Jer 2:10-11 . Men kan dit ook van de natuurlijke en burgerlijke wetten verstaan [die van God in de harten van alle mensen zijn ingeschreven, Rom 1:32 , en Rom 2:15 ] , die vele heidenen beter dan de Joden onderhouden hebben. Onder deze is ook, dat men zijn woord en belofte, die men houden mag, moet houden, hetwelk de Joden niet gedaan hebben; 2Ki 24:1 , 2Ki 24:20 .
8Daarom zegt de Heere Heere alzo: Ziet, Ik wil aan u, ja Ik, want Ik zal gerichten in het midden van u oefenen, voor de ogen van die heidenen. ▼
,
▼▼ u, Namelijk, o gij stad Jeruzalem.
,
▼▼ ja Ik, Dit verhaal dient tot verzekering en verzwaring van de straf, die voorzegd wordt.
,
▼▼ gerichten Dat is, straffen onder u uitvoeren; alzo Psa 119:84 , onder Eze 11:9 , en Eze 25:11 . Vergelijk 2Ch 20:12 , en de aantekening.
,
▼▼ die heidenen Te weten, die gij in boosheid teboven gaat, wien gij met uw doen ergernis gegeven hebt en die, uwe vijanden zijnde, zich verheugen zullen in uw verderf.
9En Ik zal onder u doen, hetgeen Ik niet gedaan heb, en desgelijks Ik voortaan niet doen zal, om al uwer gruwelen wil. ▼▼ doen, Dat is, zulke straffen zenden, die Ik hier tevoren niet gezonden heb.
,
▼▼ uwer gruwelen wil Te weten van afgoderij en andere boosheden tegen de eerste en tweede tafel, alsook tegen de ceremoniele en burgerlijke wetten.
10Daarom zullen de vaders de kinderen eten in het midden van u, en de kinderen zullen hun vaderen eten; en Ik zal gerichten onder u oefenen, en zal al uw overblijfsel in alle winden verstrooien. ▼
,
▼▼ uw overblijfsel Zie boven vs.2.
,
▼ 11Daarom zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere Heere (omdat gij Mijn heiligdom verontreinigd hebt met al uw verfoeiselen, en met al uw gruwelen), zo Ik ook niet daarom u verminderen, en Mijn oog u niet verschonen zal, en Ik ook niet zal sparen! ▼
,
▼▼ heiligdom Dat is, den tempel, waarin de godsdienst geschiedde.
,
▼▼ verfoeiselen, Te weten de grofste afgoderij in den godsdienst, en boosheden in het leven.
,
▼
,
▼
,
▼ 12Een derde deel van u zal van de pestilentie sterven, en zal door honger in het midden van u te niet worden; en een derde deel zal in het zwaard vallen rondom u; en een derde deel zal Ik in alle winden verstrooien, en Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. ▼▼ Een derde deel Zie bredere verklaring vandit vs. boven vs.2.
,
▼▼ in het midden van u te niet worden; Dat is, in uw belegerde stad Jeruzalem.
,
▼
,
▼▼ alle winden verstrooien, Vergelijk boven vs.10, en de aantekening.
,
▼▼ het zwaard achter hen Zie boven vs.2.
,
▼▼ uittrekken Hebreeuws, ledig maken, gelijk boven vs.2.
13Alzo zal Mijn toorn volbracht worden, en Ik zal Mijn grimmigheid op hen doen rusten, en Mij troosten; en zij zullen weten, dat Ik, de Heere, in Mijn ijver gesproken heb, als Ik Mijn grimmigheid tegen hen volbracht zal hebben. ▼
,
▼▼ op hen doen rusten, Dat is, mijn moed aan hen koelen en mijne toornigheid zo aan hen verzadigen en genoeg doen, dat Ik gerust zal zijn, ziende hen zo deerlijk door mijne straf gesteld, dat Ik niet zal behoeven deze te vernieuwen, Nah 1:9 . Dit is menselijkerwijze van God gesproken, alzo onder Eze 16:42 , en Eze 21:17 , en Eze 24:13 .
,
▼
,
▼
,
▼ 14Daartoe zal Ik u ter woestheid en ter smaadheid zetten onder de heidenen, die rondom u zijn, voor de ogen van al degene, die voorbijgaat. ▼
,
▼▼ smaadheid zetten Te weten waardoor gij veracht, gelasterd en verfoeid zult wezen van de omliggende volken, als zij zeggen zullen dat gij waardig zijt geweest zo behandeld te worden, om den wil uwer grote zonden en gruwelen.
15Zo zal de smaadheid en hoon een onderwijs en ontzetting den heidenen zijn, die rondom u zijn, wanneer Ik over u gerichten in toorn, en in grimmigheid, en in grimmige straffen oefenen zal; Ik, de Heere, heb het gesproken! ▼▼ onderwijs en ontzetting Te weten waardoor de heidenen zal kunnen geleerd worden welk een groot kwaad de zonde is, en hoe vreeslijk het is vanwege haar in Gods handen te vallen.
,
▼
,
▼▼ in grimmige straffen oefenen zal; Hebreeuws, in bestraffingen der grimmigheid.
16Wanneer Ik de boze pijlen des hongers tegen hen uitzenden zal, die ten verderve zijn zullen, die Ik uitzenden zal om u te verderven; zo zal Ik den honger over u vermeerderen, en u den staf des broods breken. ▼
,
▼ 17Ja, honger en boos gedierte, die u van kinderen beroven zullen, zal Ik over u zenden; ook zal pestilentie en bloed onder u omgaan; en het zwaard zal Ik over u brengen; Ik, de Heere, heb het gesproken! ▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA