Galatians 2:12-13
12Want eer sommigen van Jakobus gekomen waren, at hij mede met de heidenen; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelven af, vrezende degenen, die uit de besnijdenis waren. ▼▼ van Jakobus gekomen Waarom Jakobus dezen naar Antiochië gezonden had, is onzeker; sommigen menen om te laten vernemen naar den staat der gemeente aldaar, of iets den apostelen, daar zijnde, te kennen te geven.
,
▼▼ at hij mede Namelijk allerlei spijs, ook die in het Oude Testament verboden was, volgende de Christelijke vrijheid, waarvan hij door een hemels gezicht verzekerd was, Hand. 10, zodat hij daaraan weldeed.
,
▼▼ met de heidenen; Namelijk die tot Christus bekeerd waren, en het juk der ceremonieële wet nooit waren onderworpen geweest.
,
▼▼ onttrok hij zich Dat is, wilde hij met de gelovige heidenen niet meer eten, daarmede veinzende alsof hij verstond, dat het eten van allerlei spijs den Christenen ongeoorloofd zou zijn; waaraan hij zeer kwalijk deed, gelijk in het volgende blijkt.
,
▼
,
▼▼ die uit de besnijdenis Dat is, de Joden, die tot den Christelijken godsdienst bekeerd waren, en nog het onderscheid der spijzen onderhielden, volgens de wet der ceremoniën, van de afdoening derzelve nog niet ten volle onderricht zijnde.
13En ook de andere Joden veinsden met hem; alzo dat ook Barnabas mede afgetrokken werd door hun veinzing. ▼▼ de andere Joden Namelijk die Christenen geworden waren, en die de Christelijke vrijheid enigszins geleerd en gebruikt hadden.
,
▼▼ veinsden met hem; De apostel noemt deze daad van Petrus tweemalen in vs.13 ene veinzing, welke is als iemand anders doet of spreekt dan hij in zijn hart of gemoed gevoelt; hetwelk nimmermeer geoorloofd is te doen. Dit deden ook deze Joden, door het voorbeeld van Petrus verleid zijnde.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA