Galatians 4:1-3

1Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles;
 ik zeg, Dat is, hetgeen ik gezegd heb, Gal 3:24-25, dat de wet onze tuchtmeester is, verklaar ik nu met een andere gelijkenis ook van menselijke zaken genomen. Zie dergelijke 1Co 5:6; 2Co 9:6.
,
 een kind is, Dat is, nog onmondig is en minderjarig.
,
 niets van een Namelijk wat aangaat het tegenwoordig gebruik van het erfgoed, hetwelk hij alzo weinig mag aantasten en gebruiken als een dienstknecht, alzo hij hierin zijn eigen meester nog niet is, maar onder anderen staat.
,
 een heer is van alles; De eigendom van al het goed des erfdeels hem toebehoort.
2Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld.
 onder voogden Dat is, onder de macht en het opzicht dergenen, die tot regering en verzorging zijner goederen gesteld zijn. Van deze woorden, zie Mat 20:8; Luk 12:42, en Luk 16:1; 1Co 4:1.
,
 tot den tijd De minderjarigheid heeft zijnen tijd in rechten gesteld, welke de vaders ook door hun testament kunnen verkorten of verlangen, naardat zij zullen goedvinden.
3Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.
 wij ook, Namelijk Joden, die nu leden van de gemeente van Christus zijn.
,
 toen wij kinderen Namelijk ten tijde des Ouden Testaments, voor de toekomst van Christus.
,
 dienstbaar gemaakt Dat is, onderworpen en schuldig te onderhouden.
,
 onder de eerste Grieks elementen; dat is onder de ceremoniën die in uiterlijke en aardse dingen bestaan, en gelijk als de eerste aanleiding en begin waren van de zaligmakende kennis. Zie Col 2:8.
Copyright information for DutSVVA