Genesis 14:22-23

22Doch Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven tot den Heere, den allerhoogsten God, Die hemel en aarde bezit;
 Ik heb Dat is, Ik heb gezworen met opgeheven hand. Zie deze manier van zweren ook Exo 6:7; Num 14:30; Deu 32:40; Eze 20:5-6; Rev 10:5-6.
23Zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat het uwe is, iets neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt!
 Zo ik Dit is een afgebroken rede, bij de Hebreën zeer gebruikelijk, waardoor zij de straf, die zij verdienen, zo zij vals zweren, plegen te verzwijgen, tonende daarmede dat zij generlei straf uitnemen, maar die overlaten aan het rechtvaardig oordeel van God. Versta dan hier: Wee mij, of God doe mij dit of dat, zo ik, enz. Zie onder Gen 26:29.
Copyright information for DutSVVA