‏ Genesis 4:7

7Is er niet, indien gij weldoet, verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijn begeerte is toch tot u, en gij zult over hem heersen.
 verhoging? Dat is, zult gij niet [als de eerstgeborene] verheven en verhoogd blijven boven uw broeder? Anders, zult gij uw hoofd of aangezicht niet vrijelijk opsteken, inplaats dat het nu nedergeslagen of zo ontvallen is? Sommigen hebben: Aanneming, aangenaamheid, of vergeving, overeenkomstig de verscheidene betekenissen des Hebr. woords.
,
 de zonde Dat is, de straf der zonde, alzo onder Gen 19:15; Lev 5:1; Num 18:1. Zie onder de aantekening op vs.13.
,
 ligt aan Dat is, is zeer nabij en als tegenwoordig, zodat aan haar zekere aankomst niet te twijfelen is, verg. Mat 24:33; Jam 5:9.
,
 zijn Dit is te verstaan van Habel, Kaïns broeder; alsof God zeide: Maar wat uw broeder aangaat, gij hebt geen reden om over hem te toornen, dewijl hij tot u genegen en weltevreden is, dat gij [als de eerstgeborene] over hem verheven blijft. Verg. Gen 3:16.
Copyright information for DutSVVA