Hebrews 10:26-29

26Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden;
 willens zondigen, Dat is, moedwillig afvallen van dit geloof, hetwelk de apostel hier heeft beschreven, gelijk hierna vs.29 deze zonde breder wordt verklaard, die de apostel ook hiervoor, Heb 6:6, een afvallen heeft genoemd. Hij spreekt dan hier niet van allerlei zonde of afval, maar van die zonde, die Christus noemt de zonde of lastering tegen den Heiligen Geest, Mat 12:32, en van de zonde tot den dood, waar Johannes van spreekt, 1Jo 5:16, gelijk blijkt uit de volgende eigenschappen, die hierna vermeld worden.
,
 geen slachtoffer meer over Namelijk dewijl zodanigen het enige slachtoffer van het Nieuwe Testament, namelijk van den Heere Jezus en Zijn verdienste moedwillig verwerpen en verachten. En schijnt hier ook de apostel te zien op de plaats Num 15:30-31, daar ook zelfs naar de wet geen offerande tot verzoening wordt toegelaten voor degenen, die met opgeheven hand zondigden, en den Heere versmaadden, maar zonder genade uit het volk moesten uitgeroeid worden.
27Maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden.
 de tegenstanders Dat is, de vijanden van Gods waarheid en vervolgers van deze.
28Als iemand de wet van Mozes heeft te niet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen;
 te niet gedaan, Dat is, verworpen, verlaten, verloochend, of daarvan afvallig is geworden, gelijk Deu 13:5-7, en Deu 17:2, wordt verklaard. Want hoewel er meer moedwillige zonden waren, die met den dood werden gestraft, nochtans zo ziet de apostel inzonderheid op deze zonde van den moedwilligen afval, gelijk het Griekse woord athetein, dat is, afzetten of teniet doen, en de vergelijking van vs.29 medebrengt.
29Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zoon van God vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan?
 vertreden heeft, Dat is, moedwillig veracht en verworpen heeft. Want hetgeen men vertreedt, pleegt men met verachting en verwerping zo te behandelen.
,
 het bloed des testaments Dat is, het bloed van Jezus Christus, door hetwelk het Nieuwe Testament is bevestigd; Mat 26:28.
,
 onrein geacht heeft, Grieks gemeen; dat is, profaan, onheilig, Mar 7:2; Act 10:14. Want hetgeen men verwerpt of verzaakt, dat houdt men voor onrein of onheilig in zaken van den godsdienst.
,
 geheiligd was, Namelijk uitwendig, ten aanzien van zijn voorgaande belijdenis, aangaande het gehoor van het Goddelijke woord, gebruik der heilige Sacramenten en afscheiding van andere gemene mensen, namelijk Joden en heidenen. Hoewel de zodanige de ware wedergeboorte niet deelachtig was, gelijk Johannes getuigt, 1Jo 2:19, en gelijk zulke, 2Pe 2:22, evenwel nog honden en zeugen worden genoemd, al worden zij reeds van hun uitwendig slijk gewassen en de onreinheid van afgoderij en andere onheiligheden hadden verlaten.
,
 den Geest der genade Dat is, den Heiligen Geest, die in hen enigen smaak van Gods genade begon te werken, waarover zij zich ook enen tijd verblijdden. Zie hiervan breder Heb 6:5.
Copyright information for DutSVVA