‏ Hosea 1:5-6

5En het zal te dien dage geschieden, dat Ik Israëls boog verbreken zal, in het dal van Jizreël.
 boog verbreken zal, Dat is, de macht der schutterij, of de krijgsmacht; vergelijk Psa 78:9 ; dienvolgens zal Israël den vijand ten roof moeten worden. Zie 2Sa 1:18 ; Jer 49:35 met de aantekening.
,
  dal van Jizreël Zie van dit dal Jdg 6:33 . Het schijnt dat Israël hier een grote nederlaag gehad heeft, ten tijde als Salmanassar tegen hen optoog. Zie 2Ki 17:4 , enz. Anders: om het dal Jizreëls; dat is, om de moorderij aldaar bedreven.
6En zij ontving wederom, en baarde een dochter; en Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-ruchama; want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis Israëls, maar Ik zal ze zekerlijk wegvoeren.
 Hij zeide tot hem De Heere tot Hosea.
,
  Lo-rucháma; Dat is, niet ontfermde.
,
 zekerlijk wegvoeren Hebreeuws, wegvoerende, of opnemende, [dat is, opnemende en wegvoerende] wegvoeren; vergelijk onder Hos 5:14 . Deze woorden worden verscheidenlijk overgezet, vermits de verscheidene betekenissen van het Hebreeuwse woord, dat niet alleen opnemen, wegnemen, wegvoeren, enz., maar ook vergeven betekent. [Zie Psa 25:18 ; Isa 2:9 ] . Dit is vervuld, eerst door Tiglath-Pilezer, daarna door Salmanassar, koningen van Assyrië.
Copyright information for DutSVVA