Hosea 2
1[01:12] Zegt tot uw broederen: Ammi, en tot uw zusteren: Ruchama. ▼▼ Zegt tot uw broederen O gij gelovige overgeblevenen van Israël, zegt tot de Joden, en gij beiden wijders tot de heidenen, door een geloof in een lichaam onder een Hoofd Jezus Christus samengevoegd. Zie Isa 19:23-24 ; Rom 9:25-26 . Dit vs. hechten sommigen aan Hos. 2.
,
▼
,
▼▼ zusteren Gelovige vrouwen in Juda en onder de heidenen.
,
▼▼ Rucháma Dat is [o] ontfermde. Vergelijk boven vs.6.
2[02:1] Twist tegen ulieder moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw niet is, en Ik haar Man niet ben; en laat ze haar hoererijen van haar aangezicht, en haar overspelerijen van tussen haar borsten wegdoen. ▼▼ tegen ulieder Of, pleit, richt; dat is, gij vrome profeten en gelovige Israëlieten, die nog onder het volk overig zijt, bestraft ernstiglijk en scherpelijk de uiterste boosheid van het volk, met voorstelling van mijn toorn en nakende straffen.
,
▼
,
▼▼ omdat zij Mijn vrouw niet is, Zij houdt mij geen geloof, kent mij niet voor haren man, zo zal Ik haar ook niet meer kennen, tenzij dat zij zich bekeert, gelijk volgt: anders zal Ik doen, gelijk vs.2, enz.
,
▼▼ hoererijen van haar aangezicht, Dat is, de uiterlijke tekenen van haar hoerachtige en overspelig hart, als daar zijn blanketsels des aangezichts en sieraad der borsten, enz. Dit alles beduidt de openbare, onbeschaamde en ongebonden afgoderij. Vergelijk Jer 4:30 ; Eze 16:11 , Eze 16:17-18 , en Eze 23:40 , enz.; idem Pro 7:16 .
3[02:2] Opdat Ik ze niet naakt uitstrope, en zette ze als ten dage, toen zij geboren werd; ja, make ze als een woestijn, en zette ze als een dor land, en dode ze door dorst; ▼▼ uitstrope, Of, doen stropen, uittrekken, ontkleden; dat is, beroof van alle lichamelijke en geestelijke sieraad, waarmede Ik haar zo heerlijk versierd had. Zie Eze 16:10-13 , en Eze 23:26 .
,
▼
,
▼▼ make ze als een woestijn, Hebreeuws, stelle ze.
,
▼▼ dor land, Hebreeuws, het land der dorheid, of dorstigheid.
,
▼ 4[02:3] En Mij harer kinderen niet ontferme, omdat zij kinderen der hoererijen zijn. ▼▼ kinderen niet ontferme, De leden van het volk Israël.
,
▼ 5[02:4] Want hunlieder moeder hoereert, die henlieden ontvangen heeft, handelt schandelijk; want zij zegt: Ik zal mijn boelen nagaan, die mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn drank geven. ▼
,
▼▼ drank geven Hebreeuws alsof men zeide: dranken, drinkingen.
6[02:5] Daarom, ziet, Ik zal uw weg met doornen betuinen, en Ik zal een heiningmuur maken, dat zij haar paden niet zal vinden. ▼▼ maken, Hebreeuws alsof men zeide: muren toemuren.
,
▼ 7[02:6] En zij zal haar boelen nalopen, maar dezelve niet aantreffen; en zij zal hen zoeken, maar niet vinden; dan zal zij zeggen: Ik zal henengaan, en keren weder tot mijn vorigen Man, want toen was mij beter dan nu. ▼▼ nalopen, Als tegen mijn dank willende doordringen.
,
▼▼ Man, Den Heere.
8[02:7] Zij bekent toch niet, dat Ik haar het koren, en den most, en de olie gegeven heb, en haar het zilver en goud vermenigvuldigd heb, dat zij tot den Baäl gebruikt hebben. ▼▼ bekent toch niet, Of, weet, erkent; dat is, zij wil het niet weten, of bekennen, het is een moedwillige onwetendheid; of zij neemt het niet ter harte.
,
▼▼ koren, en den most, Allerlei zegen.
,
▼ 9[02:8] Daarom zal Ik wederkomen, en Mijn koren wegnemen op zijn tijd, en Mijn most op zijn gezetten tijd; en Ik zal wegrukken Mijn wol en Mijn vlas, dienende om haar naaktheid te bedekken. ▼
,
▼▼ op zijn tijd, Als Ik dat beloofd had en placht te geven; of in den oogst, als het rijp zal zijn, en gij het koren en de most enz. meent in te zamelen.
,
▼▼ wegrukken Mijn wol en Mijn vlas, Dat is, hun ontnemen; alsof de Heere zeide: Het is aan hen kwalijk besteed, zij zijn het niet waard, daarom zal Ik het redden uit de handen dezer misbruikers, die het ten onrechte bezitten.
10[02:9] En nu zal Ik haar dwaasheid ontdekken voor de ogen harer boelen; en niemand zal haar uit Mijn hand verlossen. ▼ 11[02:10] En Ik zal doen ophouden al haar vrolijkheid, haar feesten, haar nieuwe maanden, en haar sabbatten, ja, al haar gezette hoogtijden. ▼ 12[02:11] En Ik zal verwoesten haar wijnstok en haar vijgeboom, waarvan zij zegt: Deze zijn mij een hoerenloon, dat mij mijn boelen gegeven hebben; maar Ik zal ze stellen tot een woud, en het wild gedierte des velds zal ze vreten. ▼
,
▼▼ boelen gegeven hebben; Dat is, afgoden van Baäl, enz.
13[02:12] En Ik zal over haar bezoeken de dagen des Baäls, waarin zij dien gerookt heeft, en zich versierd met haar voorhoofdsiersel, en haar halssieraad, en is haar boelen nagegaan, maar heeft Mij vergeten, spreekt de Heere. ▼▼ bezoeken de dagen des Baäls, Dat is, zal hen straffen om hun langdurige en menigvuldige afgoderij.
,
▼▼ waarin zij dien gerookt heeft, Of, dien zij rookte; dat is placht te roken; of omdat zij dien gerookt hebben.
,
▼
,
▼ 14[02:13] Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken. ▼▼ Daarom, zie, Opdat zij niet ten enenmale vervallen en verloren ga, hetwelk geschieden zou indien Ik hun met mijne barmhartigheid niet voorkwam, hen eerst met plagen verootmoedigende en daarna door de predikatie van het heilige Evangelie oprichtende en door mijn Heiligen Geest krachtiglijk lerende en troostende. Vergelijk Jer 16:14 ; Mic 2:12-13 , enz.
,
▼
,
▼▼ zal haar voeren in de woestijn; De zin schijnt te zijn: Ik zal ze eerst plagen en daarna, enz. Waarom sommigen dit aldus overzetten: Als Ik ze in de woestijn zal hebben doen wandelen, gelijk God Israël in voortijden eerst voerde in de woestijn en daarna in het beloofde land.
,
▼ 15[02:14] En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daar af, en het dal Achor, tot een deur der hoop; en aldaar zal zij zingen, als in de dagen harer jeugd, en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland. ▼▼ En Ik zal haar geven Dit zijn geestelijke beloften van het genadeverbond, gegrond in den enigen Verlosser, Middelaar en Messias, onzen Heere Jezus Christus, in wien wij door het geloof uit loutere genade vrede hebben met God, gerustheid der conscientie, een zekere toevlucht, een zalige bescherming, overvloed van alle geestelijke gaven, met een bestendigen troost, en in het geheel de gewisse genade van dit en de eeuwige heerlijkheid van het toekomende leven. Dit is de inhoud van de volgende verzen van dit hfdst., onder lichamelijke beloften, naar den stijl van het Oude Testament, behorende tot de algemene kerk der Joden en heidenen. Vergelijk Isa 65:9 , en onder Hos 12:10 .
,
▼▼ van daar af, Van de woestijn af, als zij die zullen doorgegaan zijn, dat is hun voorgaand lijden een einde zal nemen; gelijk ten tijde als zij de woestijn doorgegaan zijnde, eerst voor den mond van Kanaän kwamen, enz.
,
▼▼ Achor, Zie van dit dal Jos 7:24 , os 7:26 ; het was gelegen vooraan in het beloofde land bij de stad Jericho, en alzo ene deur der hoop, of verwachting, dat God zijn volk, door Jozua tot daartoe gebracht hebbende, voorts zijne beloften zou volvoeren en hen in volkomen bezit van Kanaän stellen; gelijk de gelovigen in deze vallei van het kruis, door de genade van den Heere Christus, een beginsel van het eeuwige leven en een open deur hebben van de levende hoop van het volkomen bezit der eeuwige heerlijkheid. Zie Heb 6:18-20 , enz., en vergelijk Isa 65:10 .
16[02:15] En het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere, dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer noemen zult: Mijn Baäl! ▼ 17[02:16] En Ik zal de namen der Baäls van haar mond wegdoen; zij zullen niet meer bij hun namen gedacht worden. ▼▼ zij zullen niet meer bij hun namen gedacht worden De Baäls, dat is mijne kerk zal van alle besmetting van afgoderij en bijgeloof gezuiverd zijn.
18[02:17] En Ik zal te dien dage een verbond voor hen maken met het wild gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels, en het kruipend gedierte des aardbodems; en Ik zal den boog, en het zwaard, en den krijg van de aarde verbreken, en zal hen in zekerheid doen nederliggen. ▼▼ voor hen maken Dat is, tot hun best.
,
▼
,
▼ 19[02:18] En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden. ▼
,
▼▼ gerechtigheid en in gericht, Of, met, door; dat is, gerechtigheid en barmhartigheid zullen elkander in dit genadewerk vriendelijk ontmoeten en kussen. De aandachtige lezer kan deze woorden vergelijken met Psa 85:10-14 ; Isa 1:27 , en Isa 45:8 , Isa 45:23-25 ; Jer 23:6 , en Jer 33:14-16 ; Rom 3:22-26 , enz.
20[02:19] En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den Heere kennen. ▼▼ ondertrouwen Merk, dat deze genadebelofte in het voorgaande 18e en dit 19e vs. driemaal wordt verhaald, tot onzen troost en verzekering.
,
▼▼ geloof; Of, trouw.
21[02:20] En het zal te dien dage geschieden, dat Ik verhoren zal, spreekt de Heere; Ik zal den hemel verhoren, en die zal de aarde verhoren. ▼▼ verhoren, en die zal de aarde verhoren Figuurlijke manieren van spreken, door welke God te kennen geeft dat alle creaturen zijne kerk ter zaligheid moeten dienen, wanneer Hij met hen verzoend en tevreden is; vergelijk Rom 8:20-22 , Rom 8:28 .
22[02:21] En de aarde zal het koren verhoren, mitsgaders den most en de olie; en die zullen Jizreël verhoren. ▼▼ Jizreël verhoren Dat is, Gods volk, alzo genoemd, niet alleen omdat zij die plaats bewoond en daar geleden hebben, [gelijk boven Hos 1:5 ] , maar inzonderheid om de betekenis van dezen naam Jizreë, dat is, gezaaide Gods, of zaad Gods, waarop vs.22 slaat, dat is, Gods kerk, inzonderheid van het Nieuwe Testament; zie Rom 9:24-25 , enz.
23[02:22] En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-ruchama; en Ik zal zeggen tot Lo-ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God! ▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ Gij zijt Mijn volk; Hebreeuws, Ammi atta ; dat is, gij zijt mijn volk.
,
▼▼ dat zal zeggen Te weten volk.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA