Hosea 4
1Hoort des Heeren woord, gij kinderen Israëls! want de Heere heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw, en geen weldadigheid, en geen kennis van God in het land is; ▼▼ twist met de inwoners des lands, Of, pleit, proces, niet alleen van woorden, maar ook van daden, dat is straffen; gelijk blijkt vs.2,3, zie boven Hos 2:2 ; 1Sa 25:38-39 ; Amo 7:4 .
,
▼▼ trouw, en geen weldadigheid, Of, waarheid. God wil zeggen dat zij gans niet deugen, noch in woorden noch in werken, en alzo genoeg bleek dat zij hem niet recht kenden.
,
▼ 2Maar vloeken en liegen, en doodslaan, en stelen, en overspel doen; zij breken door, en bloedschulden raken aan bloedschulden. ▼▼ Maar Of, vloeken en liegen, enz. breken door; dat is, nemen de overhand, gelijk een watervloed doorbreekt, met geweld van veel water; idem, gelijk geweldenaars en vijanden door de bressen inbreken, alzo breken zij met allerlei gruwelen stoutelijk door, zonder schroom van Gods wetten en ordinantiën. Een ander gebruik van het Hebreeuwse woord zie onder vs.10.
,
▼ 3Daarom zal het land treuren, en een iegelijk, die daarin woont, kwelen, met het gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels; ja, ook de vissen der zee zullen weggeraapt worden. ▼▼ land treuren, Om den inwoners de gruwelijkheid hunner zonden en derzelver verdiensten voor ogen te stellen, moet het land, en al wat er in is, lijden; alzo dikwijls bij de profeten.
,
▼▼ kwelen, Of, kwijnen, flauw, of amechtig worden.
,
▼ 4Doch niemand twiste noch bestraffe iemand; want uw volk is als die met den priester twisten. ▼▼ niemand twiste noch bestraffe iemand; Alsof zij zeiden: Niemand is zo stout, dat hij zich tegen ons reppe en ons doen bestraffe. God verhaalt hier de eigen woorden, die onder het volk zouden omgaan, voorzeggende den profeet, wat hem en andere mannen Gods van de regenten, valse profeten en afgodische priesters en hun aanhang zou bejegenen, te weten dat zij hunne strafpredikatiën zouden verbieden, en dengenen, die hunne daden zouden willen bestraffen, hun vonnis zouden maken, en hen als onrustige mensen en oproermakers straffen.
,
▼▼ uw volk is O Hosea, waar gij mede te doen hebt.
,
▼ 5Daarom zult gij vallen bij dag, ja, zelfs de profeet zal met u vallen bij nacht; en Ik zal uw moeder uitroeien. ▼
,
▼▼ dag, ja, Door deze woorden, bij dag bij nacht, kan men verstaan de gedurig nakende ellenden, die de ene op de andere elkander zouden volgen, als dag en nacht, zonder ophouden en rust. Anders: heden dezen dag; dat is, binnen korten tijd, haast; vergelijk Pro 12:16 . Of, gij zult vallen terwijl het nog dag zal zijn; dat is, als gij zult menen in bloei te zijn en geen nood te hebben; vergelijk Jer 15:9 ; Amo 8:9 met de aantekening. En de valse profeten, die u verleiden, zullen vallen bij nacht, of in den nacht, dat is, zijnde in duisternis, onwetendheid, zonder gezicht en kennis van het verderf, dat u en henzelf zal treffen als zij het niet eens denken, belovende zichzelven en u vrede; vergelijk Mic 3:5-7 . Sommigen menen dat het daarop ziet, dat de profeten wel gewoon waren bij nacht gezichten te ontvangen van God, Gen 46:2 ; Zec 1:8 , en dat de valse profeten, zich daarop ijdellijk ook beroemende, gezegd zouden worden in den nacht te vallen.
,
▼▼ profeet zal met u vallen bij nacht; Versta, de valse verleidende profeten, die het volk door beloften van vrede in hunne boosheid stijfden.
,
▼ 6Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen hebt, heb Ik u ook verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet zult bedienen; dewijl gij de wet uws Gods vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten. ▼▼ is uitgeroeid, Dat is, zal zekerlijk worden uitgeroeid. Hebreeuws, mijn volk zijn, of worden uitgeroeid.
,
▼
,
▼
,
▼▼ vergeten Gelijk Gods gedenken ten goede zijn gunst en zegen betekent, alzo beduidt hier zijn vergeten zijne ongenade en verlating, dat Hij den mens ongezegend laat heengaan en aan allerlei ellende overgeeft.
7Gelijk zij meerder geworden zijn, alzo hebben zij tegen Mij gezondigd; Ik zal hunlieder eer in schande veranderen. ▼▼ Gelijk zij meerder geworden zijn, Of, naar hunne vermeerdering, of grootheid; dat is, hoe meer zij in getal, menigte, eer en grootheid gewassen en toegenomen zijn; zijnde een bijzonder koninkrijk geworden, en hebbende een nieuw bijzonder priesterdom opgericht, waarop de volgende woorden schijnen te zien, voornamelijk op het priesterdom, [waarvan in vs.8] hoe ondankbaarder zij tegen mij geworden zijn en hoe gruwelijker gezondigd hebben. Vergelijk de manier van spreken met onder Hos 11:2 .
,
▼▼ eer in schande veranderen Koninklijke en priesterlijke.
8Zij eten de zonde Mijns volks, en verlangen, een ieder met zijn ziel, naar hun ongerechtigheid. ▼▼ Zij eten De priesters.
,
▼▼ zonde Mijns volks, Dat is, de zondoffers; zie Lev 4:3 . De zin is: Hun oogmerk is niet dat het volk van de offeranden, en voorts van zonden en der zonden verdiensten, idem van den Messias en de ware gerechtigheid mocht worden onderwezen en Gode behagelijk offeren, maar alleen dat zijzelf slechts genoeg mochten hebben om te eten, te teren en te smeren.
,
▼▼ verlangen, Hebreeuws, zij verheffen zijne ziel; dat is, een ieder van hen verheft zijne ziel; dat is, verlangt met grote begeerte daarnaar dat het volk veel moge zondigen, en vervolgens vele zondoffers aanbrengen, opdat hij zich daarvan moge mesten; hoe meer het volk zondigt, hoe liever het hun is, wil de profeet zeggen. Van de Hebreeuwse manier van spreken, zie Psa 24:4 .
9Daarom, gelijk het volk, alzo zal de priester zijn; en Ik zal zijn wegen over hem bezoeken, en zijn handelingen hem vergelden. ▼
,
▼
,
▼ 10En zij zullen eten, maar niet zat worden, zullen hoereren, maar niet uitbreken in menigte; want zij hebben nagelaten den Heere in acht te nemen. ▼
,
▼▼ nagelaten den HEERE in acht te nemen Mits verlatende en niet bewarende de wegen des Heeren en Hem niet voor ogen hebbende.
11Hoererij, en wijn, en most neemt het hart weg. ▼ 12Mijn volk vraagt zijn hout, en zijn stok zal het hem bekend maken; want de geest der hoererijen verleidt hen, dat zij van onder hun God weghoereren. ▼▼ hout, Dat is, houten afgod om raad en hoe het hem in het toekomende gaan zal, en die meent hij dat het hem zal kunnen voorzeggen.
,
▼▼ stok zal het hem bekend maken; Of, staf, dat is zijn afgod, waarop hij zich als op een staf verlaat. Sommigen verstaan hierdoor het hout waar de afgod Baäl van gemaakt is, [zie Deu 28:36 ] . Anderen menen dat het ziet op de manier van waarzeggen, door een stok of roede, idem, van degenen, die op vogelgeschrei acht gaven, dragende een stok in de hand.
,
▼▼ geest der hoererijen verleidt hen, Dat is, de duivel, die een onreine geest genoemd wordt, Zec 13:2 ; Mat 12:43 ; of hun verkeerde zin, hun verdorven genegenheid tot geestelijk en lichamelijk hoereren, waartoe hen de boze geest of duivel aandrijft; alzo onder Hos 5:4 . Vergelijk Rom 1:24 , Rom 1:28 , enz.
,
▼▼ van onder hun God weghoereren Of, van in plaats hun God; dat is, alzo, dat zij zich onder God, als hunnen Heere en echten man, niet willende buigen, of Hem niet onderworpen zijn, de afgoden in alle ongebondenheid nalopen, of, alzo dat zij, in plaats van hun God, vreemde goden kiezen en die aanhangen; vergelijk boven Hos 1:2 ; idem Eze 23:5 , met de aantekening. Deze manieren van spreken zijn aanmerkelijk, als uitdrukkende den aard en de eigenschap der afgoderij.
13Op de hoogten der bergen offeren zij, en op de heuvelen roken zij, onder een eik, en populier, en iepeboom, omdat derzelver schaduw goed is; daarom hoereren uw dochteren, en uw bruiden bedrijven overspel. ▼
,
▼▼ iepeboom, Of, olmboom. Anders: lindeboom.
,
▼▼ goed is; Dat is fijn, aangenaam, verheugende; of ook, enige donkerheid veroorzakende, die hun ter afgoderij en onkuischheid dienstig was; vergelijk Isa 57:5 , Isa 57:7 ; Jer 3:6 ; Eze 6:13 ; gelijk dan de geestelijke hoererij de lichamelijke naar zich trekt, door een rechtvaardig oordeel Gods; zie Num 25:1-2 , enz.; Rom 1:24 , hierop ziet het volgende woord, daaRom.
,
▼▼ bruiden bedrijven overspel Of, schoondochters.
14Ik zal over uw dochteren geen bezoeking doen, omdat zij hoereren, en over uw bruiden, omdat zij overspel doen; want zij zelven scheiden zich af met de hoeren, en offeren met de snoodste hoeren; het volk dan, dat geen verstand heeft, zal omgekeerd worden. ▼▼ Ik zal over uw dochteren Dat is, Ik zal hen nu door straffen niet bedwingen, maar hen in deze gruwelen laten voortgaan, tot hunne en ulieder schande en verderf, gelijk sommigen dit nemen; een teken van Gods grootste ongenade. Zie Psa 89:32-34 , en Psa 94:12-13 . Of, Ik zal de jonge dochters en bruiden, of zoons jonge vrouwen, zozeer [vergelijk 1Sa 15:22 ; Jer 7:22 ; idem onder Hos 6:6 ] en zwaarlijk niet straffen, omdat de ouders en mannen met hun goddeloos voorbeeld de jonge dochters en vrouwen zulks leren. Anders: en zou Ik over uw jonge dochters, enz., en dat zij zichzelven afscheiden, enz. Alsof God zeide: Ik kan zulk volk niet ongestraft laten, dat zult gij zelf moeten bekennen, hetwelk met het besluit van vs.14 ook wel overeenkomt. Vergelijk Jer 5:9 , Jer 5:29 , en Jer 9:9 , enz.
,
▼▼ want zij zelven scheiden zich af De ouders en mannen scheiden zich bij troepen af en gaan, onder deksel van afgoderij, zich voegen bij de snoodste hoeren, om kwanswijs met die te offeren, ondertussen gruwelijke ontucht bedrijvende, waarom het hun te doen is.
,
▼▼ omgekeerd worden Of, verward, verstrikt, verbijsterd, gegeseld, gestraft, omgeworpen worden. Het Hebreeuwse woord wordt alleen hier en Pro 10:8 , Pro 10:10 gevonden, betekenende [gelijk uit de omstandigheid dezer drie plaatsen blijkt] een bijzondere soort van straffen, of in het algemeen, ondergang en verstoring.
15Zo gij, o Israël! wilt hoereren, dat immers Juda niet schuldig worde; komt gij toch niet te Gilgal, en gaat niet op naar Beth-aven, en zweert niet: Zo waarachtig als de Heere leeft. ▼▼ Zo gij, o Israël Alsof God, verdrietig en walgend zijnde over Israël, [vergelijk onder vs.17] zeide: Wil dan Israël verloren gaan, en zich niet laten raden, ziet gij toch toe, o Juda, dat gij hun voorbeeld niet navolgt. Het is een beklag over Israëls hardnekkigheid, met een zeer bewegelijke vermaning aan Juda.
,
▼▼ Gilgal, Zie Jos 5:9 . Het schijnt dat hier gruwelijke afgoderij aangesteld en bedreven is, omdat deze plaats vermaard was van de eerste besnijdenis en het eerste pasen in Kanaän, waarom God over de schandelijke verontreiniging dezer plaats ten hoogste is vertoornd geweest. Zie onder Hos 9:15 , en Hos 12:12 ; Amo 4:4 en Amo 5:5 .
,
▼▼ Beth-aven, Dat is, huis der nietigheid, ijdelheid, boosheid, ongerechtigheid, of des afgods. Daar was wel ene plaats nabij Bethel, genaamd Beth-Aven, Jos 18:12-13 , maar hier wordt, naar het algemeen gevoelen, verstaan de plaats, die eigenlijk Bethel genaamd was, dat is, Gods huis. Maar van God genoemd Beth-Aven, ten aanzien van het gouden kalf, dat Jerobeam daar had opgericht, en de afgoderij die aldaar bedreven werd; zie 1Ki 12:29 , en onder Hos 5:8 en Hos 10:5 . Deze plaats was ook tevoren zeer vermaard vanwege Gods bijzondere openbaring aan den patriarch Jakob, Gen 28:19 , en Gen 35:6-7 , enz. Beide deze plaatsen waren nabij Juda gelegen, zodat het niet zonder gevaar was van te vervallen in gemeenschap der afgoderij, waarvan de beginselen openbaar waren; waarom God Juda hier zeer ernstiglijk waarschuwt.
,
▼▼ niet [Zo waarachtig als] de HEERE leeft. Te weten huichelend, afgodisch, op zulke wijze, gelijk de afgodische Israëlieten doen, die mijn naam met hunne afgoden vermengen, om de afgoderij daarmede te bedekken en een schijn van ware godsdienstigheid te geven; hetwelk een gruwel was bij God, die alleen oprecht als God wil geëerd en gediend zijn, naar zijn voorschrift. Vergelijk boven Hos 2:15 met de aantekening, en aangaande het woord niet, vergelijk de aantekening op vs.16, en Zep 1:5 .
16Want Israël is onbandig, als een onbandige koe; nu zal hen de Heere weiden, als een lam in de ruimte. ▼▼ onbandig, als een onbandige koe; Of, wederstrevig, gaande in het wild, niet willende geleid zijn op de rechte wegen en blijvende in goede weide, maar onbedwongen, ongebonden, zonder juk, perk, of bestuur, door dik en dun [gelijk men zegt] heenlopen, waarom hun de Heere zal doen als volgt.
,
▼
,
▼▼ hen de HEERE weiden, De Israëlieten.
,
▼▼ lam in de ruimte Gelijk een jong en dom lam, dat in de ruimte gaat, lichtelijk verbijstert, hier en daar in valt, of den wilden dieren in den mond loopt; alzo zal Ik dit volk, dat zo gaarne ongebonden en in het ruime heenloopt, in de ruimte voeren; dat is uit hun land en weide wegvoeren, en in al de vier winden verstrooien onder de heidenen. Sommigen nemen het alzo, dat God Israël eerst wilde als een lam vet weiden; dat is weelderig en rijk maken, en dan als uit de weide halen, om gevoerd te worden ter slachting.
17Efraïm is vergezeld met de afgoden; laat hem varen. ▼
,
▼▼ vergezeld Dat is, zo vastgekoppeld aan de afgoden, gelijk de ene metgezel aan den ander.
,
▼
,
▼ 18Hunlieder zuiperij is afvallig; zij doen niet dan hoereren; hun schilden (het is een schande!) beminnen het woord: Geeft. ▼▼ zuiperij De dronkenschap, die zij bij hunne afgoderij en onkuischheid plegen.
,
▼▼ afvallig; Dat is, zij worden in hun zuipen en zwelgen niet dan te oproeriger en ongebondener in geestelijke en lichamelijke hoererij. Het een drijft en stijft hen in het ander. Anders: hun wijn, of dronkenschap, is afgaande, of stinkende; dat is, hun afgodische dronkengelagen zijn vol stank en onreinheid, waarin zij zich als beesten omwentelen. Vergelijk de manier van spreken met Pro 20:1 .
,
▼▼ doen niet dan hoereren; Hebreeuws, hoererende hoereren zij.
,
▼▼ hun Dit hare staat in het vrouwelijk geslacht, ziende [zo het schijnt] op de onbandige koe, vs.16, of de overspelige vrouw, of hoer, uit Hos 3:1 , en Hos 1:2 , enz., alzo in vs.19. Men kan het ook bekwamelijk duiden op Efraïm of Israël zelf, naar den aard van de Hebreeuwse taal, en alzo ook vs.19.
,
▼▼ schilden Dat is, hunne schuts en beschermheren, hunne regenten, gelijk Psa 47:10 , zie de aantekening aldaar.
,
▼▼ (het is een schande) Het is een schandelijke zaak voor de regenten van Gods volk; met verfoeiing gesproken.
,
▼▼ het woord ] Geeft. God wil zeggen dat de regenten dit woord geeft dagelijks gebruikten en in den mond hadden, onbeschaamdelijk de lieden vermanende [daar het schandelijk genoeg is, de aangebodene te ontvangen] tot het aanbrengen of geven van geschenken. Het is al, geeft, geeft, of brengt aan, te weten geschenken, gelijk sommigen, wijn om te zuipen. Vergelijk Mic 7:3 ; zie dergelijke woorden, inzake van onverzadelijkheid, Pro 30:15 . Of aldus: Hunlieder wijn wijkt af; zij bedrijven hoererij; geeft, hebben zij lief, hunne beschermers zijn een schande.
19Een wind heeft hen gebonden in zijn vleugelen, en zij zullen beschaamd worden vanwege hun offeranden. ▼▼ wind Versta door dezenwind de Assyriërs, die snellijk en onverhinderd, als een doorbrekende stormwind, de tien stammen gevankelijk uit hun land zouden wegvoeren; hetwelk eerst door Tiglai-Pilezer en daarna volkomenlijk geschied is door Salmanassar. Zie 2Ki 15:29 , en 2Ki 18:9-11 , enz., en vergelijk onder Hos 13:15 ; Psa 55:9 ; Jer 4:11-12 , en Jer 51:1 , enz. God wordt ook gezegd te varen op de vleugelen van den wind; 2Sa 22:11 ; Psa 104:3 .
,
▼▼ hen Te weten deze koe, of hoer, of overspelige vrouw, of Israël, of Efraïm.
,
▼▼ gebonden in zijn vleugelen, Dat is, zal hen zekerlijk binden en lichtelijk wegvoeren, profetischerwijze gesproken.
,
▼▼ offeranden Versta, de afgodische en hoerse offeranden, als boven vermeld.
Copyright information for
DutSVVA