Isaiah 16
1Zendt de lammeren van den heerser des lands van Sela af, naar de woestijn henen, tot den berg der dochter van Sion. ▼▼ Zendt O gij Moabieten.
,
▼
,
▼▼ heerser Te weten van den koning van Juda, die een heer of heerser over uw land is geworden, van dien tijd af toen David u heeft overwonnen; 2Sa 8:2 . Anders: des heerschappers van het aardrijk, verstaande daarbij God den Heere, in dezen zin, alsof hij de Moabieten vermaande dat zij den waren God zouden aannemen, zulks doende blijken met hem lammeren op te offeren.
,
▼▼ Sela af, Dat is, van uw land af, hetwelk ten dele met klippen en rotsen is bezet, ten dele met de woestijn. Sela was de hoofdstad, op een rots gelegen.
,
▼▼ naar de woestijn Hier kan men verstaan die woestijn van Juda, die daar is strekkende tot aan de Jordaan, waar die rivier in de Dode zee valt.
,
▼▼ tot den berg Dat is, tot Jeruzalem, hetwelk aan den berg Zion ligt.
2Anderszins zal het geschieden, dat de dochteren van Moab aan de veren van Arnon zullen zijn, als een zwervende vogel, uit het nest gedreven zijnde. ▼▼ Anderszins De zin is: Indien gijlieden dat niet doet, namelijk: Indien gij, Moabieten, den huize Davids niet gehoorzaamt, zo zal het geschieden, enz. Anders: want het zal geschieden.
,
▼
,
▼▼ Arnon Arnon was het uiterste van der Moabieten land. Zodat als de profeet hier dreigt dat de dochteren Moabs aan de veren van Arnon zouden gebracht en overgevoerd worden, dat is te zeggen dat zij zouden verjaagd, of gevankelijk uit hun land zouden gevoerd worden.
,
▼▼ als een zwervende vogel, Dat is, als een vogel die heen en weer vliegt. Alzo zullen de dochteren der Moabieten uit haar nest, dat is uit haar vaderland en uit hare huizen en welvaart gedreven worden.
3Brengt een raad aan, houdt gericht, maakt uw schaduw op het midden van den middag, gelijk van den nacht; verbergt de verdrevenen, en meldt den omzwervende niet. ▼▼ Brengt Te weten, hoe gij het aanstaande ongeluk zult kunnen ontlopen.
,
▼
,
▼▼ maakt uw schaduw Dat is, maakt dat uwe schaduw, dat is de verkwikking die zij van ulieden verzoeken, hen zo verkwikt in hun grootste vervolging, als de schaduw of duisternis van den nacht in den heten zomertijd de mensen verkwikt.
,
▼▼ verbergt Hier spreekt de profeet duidelijk uit hetgeen hij straks met verbloemde woorden gezegd heeft.
,
▼▼ de verdrevenen, Te weten de Joden, die uit hun land verdreven zijn.
,
▼▼ meldt Dat is, verraadt hen niet, geeft hen niet over in de handen hunner vijanden, gelijk gij wel pleegt te doen.
,
▼▼ den omzwervende Dat is, de Joden, die hunne toevlucht tot u nemen.
4Laat mijn verdrevenen onder u verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats voor het aangezicht des verstoorders; want de onderdrukker heeft een einde, de verstoring is te niet geworden, de vertreders zijn van de aarde verdaan. ▼▼ Laat Dit spreekt God de Heere.
,
▼
,
▼▼ onder u Hebreeuws, in u; dat is, bij u, in het Moabietische land.
,
▼▼ wees gij hun Dat is, oefent medelijden en barmhartigheid over de Israëlieten, laat hen herberg bij u vinden.
,
▼▼ des verstoorders; Dat is, van den Assyriër, die de Joden en andere natiën zeer vervolgd en jammerlijk geplaagd heeft.
,
▼▼ heeft een einde, Of, zal haast een einde hebben, en zo in het volgende. Alsof de Heere zeide: Gij, Moabieten, behoort u beleefd jegens mijn volk te gedragen, want het zal niet altoos onderdrukt worden van zijne vijanden; Ik zal het eindelijk redden en het koninkrijk van Juda alzo herstellen, dat het gelegenheid en macht zal hebben om ulieden te vergelden de weldaden, die zij van uwe hand ontvangen zullen; daar zij ulieden integendeel zullen kunnen vergelden de schade en onbarmhartigheid, die gij hun zult bewijzen.
,
▼▼ de vertreders Hebreeuws, de vertreder; dat is alle en een iegelijk vertreder, dat is verdrukker mijns volks.
,
▼▼ zijn van de aarde Dat is, zullen, enz.
5Want er zal een troon bevestigd worden in goedertierenheid, en op denzelven zal bestendig een zitten in de tent van David, een, die oordeelt en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid. ▼▼ een troon Dat is, een koninkrijk of koninklijke waardigheid.
,
▼▼ bevestigd Of, bereid worden.
,
▼▼ in goedertierenheid, Te weten, door de goedertierenheid van God. Anders, in genade.
,
▼▼ bestendig Hebreeuws, in waarheid; dat is, stijf en vast.
,
▼▼ in de tent van David, Dat is, een van het geslacht van David, te weten Christus. Hij alleen bezit bestendiglijk den stoel Davids, want Hij heeft een eeuwig koninkrijk.
,
▼▼ vaardig Dat is, haastelijk gevende wat recht is, hetzij den goeden of den kwaden. Anders: in het recht wel ervaren; gelijk Ezr 7:6 . Zo de profeet in vs.5 wederom de Moabieten vermaant, dat zij zich over de verdreven Joden ontfermen zouden; dewijl hun vervallen koninkrijk wederom zou opgericht worden, en in der eeuwigheid bestendig blijven zou.
6Wij hebben gehoord de hovaardij van Moab, hij is zeer hovaardig; zijn hoogmoed, en zijn hovaardij, en zijn verbolgenheid, zijn alzo zijn grendelen niet. ▼▼ Wij hebben Te weten, God de Vader, Zoon en Heilige Geest. Sommigen verstaan den profeet en Joden en andere omliggende natiën. Eenigen voegen hier het woordje maar bij, aldus: [Maar] wij hebben gehoord, enz., alsof hij zeide: Dit voorverhaalde vereist wel God van de Moabieten, en zij waren het wel schuldig te doen; ook zou het hun voordelig zijn. Maar zij zijn zo hovaardig, dat zij geen goeden raad, dien anderen hun geven, willen volgen.
,
▼▼ Moab, Dat is, der Moabieten.
,
▼▼ zijn alzo Dat is tevergeefs, nochtans verlaat hij zich op hen, als op grendelen of handbomen. Anders: [Maar] zijne leugens [doen het] zo niet.
7Daarom zal Moab over Moab huilen, altemaal zullen zij huilen; over de fondamenten van Kir-hareseth zult gijlieden zuchten, gewisselijk, zij zijn gebroken. ▼▼ Daarom Te weten vanwege den gruwelijken inval der Assyriërs, gelijk af te nemen is uit vs.14.
,
▼▼ Moab over Moab Dat is, de ene Moabiet over den anderen; te weten, de levende zo over de doden als over de levenden.
,
▼
,
▼▼ zuchten, Anders, rouw dragen. Anders, murmelen, binnensmonds spreken.
,
▼▼ zij zijn gebroken Of, zij zullen gebroken worden, of gebroken zijnde; dit nemen sommigen op de fondamenten, sommigen op de zuchtende lieden.
8Want de velden van Hesbon zijn verflauwd, ook de wijnstok van Sibma, de heren der heidenen hebben zijn uitgelezen planten verpletterd; zij reiken tot Jaezer toe, zij dwalen door de woestijn; hun scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over zee. ▼▼ Want Hier wijst de profeet nu breder aan de oorzaak van het wenen der Moabieten, en hij spreekt hier, gelijk elders meer, alsof alrede geschied ware hetgeen nog geschieden zou.
,
▼
,
▼
,
▼▼ zijn verflauwd, Anders: zullen verflauwen, of verzwakken; dat is, verwelken.
,
▼
,
▼▼ de heren Dat is, de vorsten der Assyriërs.
,
▼▼ zij Te weten die wijnstokken.
,
▼
,
▼▼ de woestijn; Versta hier de woestijn aan de Jordaan, gelijk vs.1.
,
▼▼ scheuten Of scheutelingen, of ranken.
,
▼ 9Daarom beween ik, in de wening over Jaezer, den wijnstok van Sibma, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleale! want het vreugdegeschrei over uw zomervruchten en over uw oogst is gevallen; ▼▼ Daarom Anders: daarom beween ik het geween Jaezers; [dat is, het jammer, hetwelk die stad zal doen wenen], den wijnstok van Sibma. Alsof hij zeide: Ik heb zulk een schrik van de verwoesting van Sibma, dat zo wanneer mij dezelve in den zin komt, zo beweegt zij mij tot schreien, alzo wel als ik doe over Jaezer, Hesbon en Eleale. Zie boven Isa 15:5 , onder Isa 21:3 .
,
▼▼ ik maak u Of, ik bedauw, begiet, bespreng, bespuit u.
,
▼ 10Alzo dat de blijdschap en vrolijkheid weggenomen is van het vruchtbare veld, en in de wijngaarden wordt niet gezongen, noch enig gejuich gemaakt; de druiven treder treedt geen wijn uit in de wijnbakken, ik heb het vreugdegeschrei doen ophouden. ▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ geen wijn Dat is, hij treedt geen druiven daar men den wijn uitperst.
,
▼▼ in de wijnbakken, Of, in de kuipen.
,
▼▼ ik heb Dit spreekt God de Heere.
,
▼ 11Daarom rommelt mijn ingewand over Moab, als een harp, en mijn binnenste over Kir-heres. ▼▼ Daarom Dit spreekt de profeet.
,
▼▼ rommelt Te weten van treurigheid.
,
▼
,
▼▼ als een harp, Te weten wanneer men derzelver snaren roert met den vinger.
,
▼▼ mijn binnenste Dat is, mijn hart.
,
▼▼ over Te weten, omdat die schone stad zo jammerlijk verwoest en geruïneerd is.
,
▼ 12En het zal geschieden, als men zien zal, dat Moab vermoeid is geworden op de hoogten, dan zal hij in zijn heiligdom gaan om te aanbidden, maar hij zal niet vermogen. ▼▼ vermoeid Te weten van zijne goden aan te roepen en hun offeranden te doen, hulp verzoekende tegen zijne vijanden.
,
▼▼ op de hoogten, Op de hoogten hadden de Moabieten en andere afgodendienaars hunne altaren.
,
▼▼ hij Te weten Moab, dat is de Moabieten.
,
▼
,
▼▼ hij zal niet Te weten Chamos zal hem niet kunnen helpen, of hij [te weten Moab] zal niets vermogen, of niets kunnen uitrichten, alzo weinig als hij op de hoogten uitgericht of afgebeden en verkregen had.
13Dit is het woord, dat de Heere tegen Moab gesproken heeft, van toen af. ▼ 14Maar nu spreekt de Heere, zeggende: Binnen drie jaren (als de jaren eens huurlings), dan zal de eer van Moab verachtzaam gemaakt worden, met al die grote menigte; en het overblijfsel zal klein, weinig, onmachtig wezen. ▼▼ nu spreekt Te weten nu zij alle vermaningen en dreigementen der profeten verachten.
,
▼▼ Binnen Of, over drie jaren, of na den uitgang van drie jaren; te weten in het vierde jaar van den koning Hizkia, want de profeet heeft dit gesproken in het eerste jaar der regering van dezen koning, gelijk te zien is boven Isa 14:28 , waar deze predikatie begint. De volbrenging derzelve zie 2Ki 18:9 , alwaar geschreven staat dat Salmanassar tegen Samaria getogen is in het vierde jaar van Hizkia; waaruit af te nemen is dat hij in het doorreizen de Moabieten heeft bedwongen, waarvan hier in dezen tekst gesproken wordt. Maar dit is maar een begin van hun jammer en verderf geweest, hetwelk een geruimen tijd hierna volkomenlijker geschied is, gelijk lang na den profeet Jesaja hun de profeet Jeremia zulks voorzegd heeft; Jer 48 .
,
▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA