‏ Isaiah 28

1Wee de hovaardige kroon der dronkenen van Efraïm, welker heerlijk sieraad is een afvallende bloem, die daar is op het hoofd der zeer vette vallei, der geslagenen van den wijn.
 de hovaardige Hebreeuws, wee de kroon der hovaardij, enz. Het is een beschrijving van het koninkrijk der tien stammen van Israël, waarvan Samaria de hoofdstad was, die hij hier noemt het hoofd der vette vallei, omdat zij lag op een berg en beneden dien was een zeer vruchtbare vallei. Zie onder vs.3; Hos 5:5 , en Hos 7:10 .
,
 welker Dat is, welker heerlijke staat [te weten Efraïm, of het koninkrijk van Samaria ] die tevoren voortreffelijk gebloeid heeft, maar nu verwelkt en haast geheel vervallen zal.
,
 is een afvallende Of, verwelkende bloem.
,
 die Te weten, bloem.
,
 daar is Die over een zeer vet dal gezet is.
,
 der geslagenen Dat is, die van den wijn dagelijks vol en dol zijn, en welker hersenen van den wijn als geslagen en gekwetst zijn.
2Ziet, de Heere heeft een sterke en machtige, er is gelijk een hagelvloed, een poort des verderfs; gelijk een vloed der sterke wateren; die overvloeien, zal Hij ze ter aarde nederwerpen met de hand.
 een sterke Te weten den koning van Assyrië, door wien de Heere had voorgenomen de tien stammen van Israël te straffen en hun land te verderven.
,
 een poort Dit betekent de verwoesting en ondergang van den gansen stand van het Israëlitische rijk. In de stadspoorten plachten de overheden te zitten ten gericht. Of men kan het zo nemen, poort des verderfs; dat is, een wijde opening tot ondergang. Anders: Een onweder des verderfs.
,
 sterke Of, veler wateren.
,
 met de hand Dat is, met kracht, Salmanassar heeft het koninkrijk der tien stammen in weinige jaren overmeesterd; 2Ki 18:10-11 .
3De hovaardige kronen der dronkenen van Efraïm zullen met voeten vertreden worden.
 De hovaardige Of, met voeten zullen vertreden worden de kroon en de hovaardij der dronkenen van Efraïm.
4En de afvallende bloem zijns heerlijken sieraads, die op het hoofd der zeer vette vallei is, zal zijn gelijk een vroegrijpe vrucht voor den zomer, welke, wanneer ze iemand ziet, terwijl zij nog in zijn hand is, slokt hij ze op.
 zijns heerlijken Te weten van Efraïm.
,
 vroegrijpe Of, vroegtijdige.
,
 voor den zomer, Of, eer het zomer is; dat is vóór haar seizoen.
,
 wanneer Hebreeuws, [wanneer] de ziener dezelve ziet, of zo haast als hij ze in zijne hand [Hebreeuws, palm ] krijgt.
,
 terwijl Dat is, terstond.
,
 slokt Of, zwelgt hij ze in. De zin van dit vs. is dat Efraïm haastiglijk en met groten lust van zijne vijanden zal verslonden worden.
5Te dien dage zal de Heere der heirscharen tot een heerlijke Kroon en tot een sierlijken Krans zijn den overgeblevenen Zijns volks;
 Te dien dage Te weten als de Heere zijnen toorn over de goddelozen zal uitgegoten hebben.
,
 tot een heerlijke De Heere zal hen ter ere brengen en heerlijk versieren.
,
 den overgeblevenen Hebreeuws, voor het overblijfsel.
6En tot een Geest des oordeels dien, die ten oordeel zit, en tot een sterkte dengenen, die den strijd afkeren tot de poort toe.
 die ten oordeel Of, die over het oordeel zitten zal; dat is, God zal den rechters en regenten van zijn volk zijn Heiligen Geest rijkelijk mededelen om wel te oordelen en hunne onderzaten wel voor te staan.
,
 tot een sterkte Dat is, God zal zijn volk ook dappere helden geven om tegen de vijanden te strijden en die terug te drijven tot aan de poorten hunner vijanden toe. Als men de vijanden van het land tot aan en in hun eigen poorten drijven en daar binnen houden kan, zo houden de verdrijvers hunne landpalen vrij.
7En ook dwalen dezen van den wijn, en zij dolen van den sterken drank; de priester en de profeet dwalen van den sterken drank; zij zijn verslonden van den wijn, zij dolen van sterken drank; zij dwalen in het gezicht; zij waggelen in het gericht.
 dezen Te weten, velen onder de Joden, of van den stam van Juda.
,
 van den wijn, Of, in den wijn; dat is, zij hebben zich zo geheel begeven tot dronkenschap en vleselijke wellusten, dat zij schier van al hun verstand beroofd worden. Dit kan ook van de geestelijke dronkenschap verstaan worden, door welke men in de zonden versmoord ligt, gelijk onder Isa 29:9 . Zie Pro 20:1 .
,
 de priester Of overste. Zie Gen 41:45 .
,
 de profeet Te weten de valse profeten, gelijk onder Isa 29:10 .
,
 zij zijn verslonden De zin is: Gelijk zij den wijn ingezopen hebben, alzo verslindt en verderft de wijn hen ook.
,
 zij dwalen Dat is, de priesters dolen in het uitleggen der profetieën, zij keren en draaien die naar hun eigen lusten en inbeeldingen.
,
 waggelen Of, struikelen in het oordelen.
8Want alle tafels zijn vol van uitspuwsel en van drek, zodat er geen plaats schoon is.
 zijn vol Of, zijn vervuld met uitbrakingen.
,
 drek, Of, van vuiligheid.
,
 zodat Versta hierbij, maar overal is het bespogen en vuil gemaakt, of, zodat er gene plaats meer is; te weten die niet vuil gemaakt of ontreinigd is.
9Wien zou Hij dan de kennis leren, en wien zou Hij het gehoorde te verstaan geven? Den gespeenden van de melk, den afgetrokkenen van de borsten?
 Hij dan Te weten de Heere door zijne profeten.
,
 de kennis Te weten der noodwendige of kenwaardige zaken.
,
 het gehoorde Hebreeuws, het gehoor. De zin is: Hetgeen ik, Jesaja, van den Heere gehoord heb, of prediking. Zie Isa 53:1 .
,
 Den gespeenden De profeet wil zeggen dat zij zo dol en vol zijn van den wijn, dat zij zijn gelijk de kleine kinderen, die tot geen onderwijs bekwaam zijn.
10Want het is gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een weinig, daar een weinig.
 het is gebod Dit zijn Gods woorden door den mond des profeten, en dit is de zin: Men geeft hun het ene gebod na het andere, en evenwel helpt het niet, want zij zijn kinderen in het verstand, zowel de ouden als de jongen.
11Daarom zal Hij door belachelijke lippen, en door een andere tong tot dit volk spreken;
 Daarom De zin is: Dewijl zich dit volk niet heeft willen laten onderwijzen door het klare woord Gods, zo zal Hij op een andere wijze met hen handelen; Hij zal met een onbekende taal hen laten aanspreken, tot straf hunner ondankbaarheid, en hardnekkigheid. Zie Isa 33:19 ; 1Co 14:21 .
,
 door belachelijke Dat is, met vreemde talen; want men is gewoon die te belachen, die men niet verstaat. Anders: door belachelijken van lippen. De zin van deze woorden Gods, alsook der naastvolgende, is dat Hij hen met uitlandse vijanden en heirlegers, wier taal zij niet verstaan zouden, tehuiszoeken wilde.
,
 een andere Dat is, een vreemde taal.
12Tot dewelken Hij gezegd heeft: Dit is de rust, geeft den moeden rust, en dit is de verkwikking; doch zij hebben niet willen horen.
 dewelken Dat is, tot welk volk.
,
 Hij gezegd heeft Te weten de Heere, door zijne dienaren de profeten.
,
 Dit is de rust, Alzo zult gijlieden tot rust en vrede geraken en den zegen des Heeren verkrijgen, indien gij den vermoeiden troost en bijstand doet; zie Isa 1:17 ; of dat is de rust, dat gij Gods geboden houdt, en alzo doende zult gij uw vermoeid vaderland tot rust brengen.
13Zo zal hun het woord des Heeren zijn; gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een weinig, daar een weinig; opdat zij heengaan, en achterwaarts vallen, en verbreken, en verstrikt en gevangen worden.
 Zo zal De zin is: Dewijl zij des Heeren woord veracht hebben, zo zullen zij in hun onverstand gelaten worden en den kleinen kinderen gelijk zijn, welke men het ene gebod na het andere, den enen regel op den anderen, enz., leren moet.
,
 opdat zij Dat is, opdat zij tot verderf en allerlei ellenden vervallen zouden, want dat volgt er gemeenlijk op als men Gods Woord niet wil aannemen.
14Daarom, hoort des Heeren woord, gij bespotters, gij heersers over dit volk, dat te Jeruzalem is!
 gij bespotters, Hebreeuws, gij mannen der bespotting, gij heersers van het volk.
15Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal , zal hij tot ons niet komen; want wij hebben de leugen ons tot een toevlucht gesteld, en onder de valsheid hebben wij ons verborgen.
 gemaakt, Zie de aantekening Gen 15:18 .
,
 met de hel Of, wij hebben ene overlegging met het graf of de hel gemaakt. Dit zou men zeggen op de hedendaagse manier van spreken: wij hebben intelligentie, of een verbond met de hel, of het graf. De weelde en hoogheid dezer wereld maakt de goddelozen gemeenlijk zo verwaand en zo moedig, dat zij zich laten voorstaan dat zij dood noch hel hebben te vrezen, zodat zij zelfs den Almachtige durven uitdagen en trotseren. Zie Job 5:23 , en Isa 5:19 .
,
 de overvloeiende Hij meent het heirleger van den koning van Babel, dat als een watervloed het land zou overstelpen en bedekken.
,
 doortrekken Anders: door [het land] passeert, of doorgaat.
,
 de leugen Aldus noemt de profeet de aanslagen van dit volk, die zij meenden dat hun niet zouden mislukken.
,
 de valsheid Dat is huichelarij.
16Daarom, alzo zegt de Heere Heere: Ziet, Ik leg een grondsteen in Sion, een beproefden steen, een kostelijken hoeksteen, die wel vast gegrondvest is; wie gelooft, die zal niet haasten.
 een grondsteen Hebreeuws, Ik ben het [die] een steen in Zion grond. Christus is de rechte grondsteen van Zion, dat is van zijne kerk, die ons tegen den dood, de hel en alle onheil verzekert; Hij zou met recht de troost en toeverlaat der Joden behoren te zijn, niet hunne leugens en huichelarij.
,
 een beproefden En dienvolgens dierbaren en kostelijken, zie 1Pe 2:6 ; [ene gelijkenis, genomen van kostelijke stenen, die men door beproeving bevindt kostelijk te zijn] en bekwaam en genoegzaam om het gebouw der ganse kerk te dragen. Anders: een beproefsteen.
,
 die wel vast Hebreeuws, die gegrond gegrond is; dat is, die wel terdege gegrondvest of gefondeerd is.
,
 wie gelooft, Te weten in Christus, gelijk het de apostel verklaart 1Pe 2:6 .
,
 die zal niet haasten Anders: Die verhaast zich niet. Versta hierbij: En derhalve komt hij niet te schande, Rom 5:4-5 ; maar hij krijgt eindelijk die zalige uitkomst, die hij met geduld verwacht heeft; gerust en wel tevreden zijnde, geen anderen troost noch toevlucht zoekende dat Christus Jezus. De apostel Paulus, Rom 9:33 , en de apostel Petrus, 1Pe 2:6 , stellen voor deze woorden, die zal niet haasten, deze, die zal niet beschaamd worden, ziende op den zin der woorden.
17En Ik zal het gericht stellen naar het richtsnoer, en de gerechtigheid naar het paslood; en de hagel zal de toevlucht der leugen wegvagen, en de wateren zullen de schuilplaats overlopen.
 Ik zal God de Heere dreigt met deze woorden dat Hij dit volk behandelen zou naar hunne werken; zie 2Ki 21:13 .
,
 de hagel De hagel, alsook straks de wateren, betekenen hier het krijgsheir der Babyloniërs, gelijk boven, vs.2. Sommigen duiden dit en enige navolgende verzen ook wijders van de eindelijke verwoesting der Joden door de Romeinen.
,
 de toevlucht Dat is, de valse toevlucht.
,
 wegvagen, Als met bezems wegkeren.
,
 overlopen Of, overvloeien, overstelpen.
18En ulieder verbond met den dood zal te niet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden.
 zal te niet Hebreeuws, overpekt, of overkalkt worden, of oversmeerd, overstreken worden; dat is, het zal verdelgd, of tenietgedaan worden.
,
 met de hel Of, met het graf.
,
 dan zult Hebreeuws, zult gij dezelve ter vertreding zijn.
19Van den tijd af, als hij doortrekt, zal hij ulieden wegnemen, want allen morgen zal hij doortrekken, bij dag en bij nacht; en het zal geschieden, dat het gerucht te verstaan, enkel beroering wezen zal.
 hij doortrekt, Te weten de overvloeiende gesel, of, [hij] te weten de vloed.
,
 ulieden O gij goddeloze en halsstarrige mensen.
,
 elken morgen De zin is: Hij zal des morgens aankomen, en voorts den dag en den nacht duren; dat is, hij zal niet ophouden, maar hij zal duren van tijd tot tijd. Hebreeuws, in morgen in morgen.
,
 gerucht Hebreeuws, het gehoor; dat is, het gerucht der straffen, die over u gaan zullen. De zin is: Als gijlieden zult te schande gemaakt en verwoest zijn, en in Babylonië zult gevankelijk weggevoerd zijn, zo zal dat een schrik aanjagen allen, die het horen. Anderen nemen het aldus: Het bloot gerucht van de aankomst der vijanden zal u verschrikking aanbrengen, alzo dat er raad noch daad bij ulieden zal te vinden zijn.
20Want het bed zal korter zijn, dan dat men zich daarop uitstrekken kunne; en het deksel zal te smal wezen, als men zich daaronder voegt.
 Want het bed De zin is: Gijlieden zult gebrek en kommer lijden in de Babylonische gevangenschap. Sommigen duiden het op de toevlucht en het deksel der valsheid, waarvan vs.15, 17.
,
 voegt Hebreeuws, verzamelt; te weten met intrekking der leden.
21Want de Heere zal Zich opmaken, gelijk op den berg Perazim, Hij zal beroerd zijn, gelijk in het dal van Gibeon, om Zijn werk te doen, Zijn werk zal vreemd zijn; en om Zijn daad te doen, Zijn daad zal vreemd zijn!
  Perázim, Op dezen berg heeft God eertijds de Filistijnen door David geslagen; 2Sa 5:20 , en 1Ch 14:11 .
,
 Hij zal beroerd Of, Hij zal bewogen worden; dat is, Hij zal zich vertoornen.
,
 in het dal Zie Jos 10:10 , en 1Ch 14:16 .
,
 Zijn werk zal vreemd God is een goedertieren en barmhartig God, die langzaam tot het straffen komt, en derhalve in vergelijking van zijn vorige goedertierenheid en weldadigheid, doorgaans aan zijn volk bewezen, een vreemd werk genaamd wordt.
22Nu dan, drijft den spot niet, opdat uw banden niet vaster gemaakt worden; want ik heb van den Heere Heere der heirscharen gehoord een verdelging, ja, een, die vast besloten is over het ganse land.
 uw banden Waarmede de Babyloniërs u zullen binden. De zin is: door de dagelijkse zonden worden uwe banden dagelijks vaster en vaster gemaakt, maar door berouw en leedwezen slapper; derhalve, wenst gij verlichting en ontlossing van uwe banden, zo bekeert u tot den Heere en staat af van zonden.
,
 vast besloten Of, ene besluiting, alzo Isa 10:22-23 . Dat is, die bij den onveranderlijken God vast besloten is en voorzeker geschieden zal.
23Neemt ter ore en hoort mijn stem, merkt op en hoort mijn rede! 24Ploegt de ploeger den gehelen dag om te zaaien? Opent en egt hij zijn land den gehelen dag?
 Ploegt de ploeger De zin van dit vs. is, gelijk een ervaren akkerman den tijd weet wanneer dat hij ploegen, braken, zaaien en eggen zal; alzo weet ook God de Heere zijn tijd, wanneer Hij het een of ander aan zijne gemeente zal voornemen en verrichten om de vromen te behouden en de bozen te straffen.
,
 den gehelen dag Dat is, altoos.
,
 Opent Of, voornt hij, of maakt gij altoos voren?
25Is het niet alzo? Wanneer hij het bovenste van hetzelve effen gemaakt heeft, dan strooit hij wikken, en spreidt komijn, of hij werpt er van de beste tarwe in, of uitgelezen gerst, of spelt, elk aan zijn plaats.
 het bovenste Hebreeuws, haar aangezicht; te weten der aarde, of, zijn aangezicht, te weten des lands.
,
 wikken, Of, vitsen. Doch wat het eigenlijk voor een zaad geweest is, is onzeker.
,
 spreidt komijn, Of, hij werpt er komijn in.
,
 beste tarwe Of, edelste. Hebreeuws, gevorste tarwe, of prinselijke, vorstelijke tarwe. Aldus wordt de tarwe genoemd, omdat zij prins of koning, dat is het voornaamste zaad onder alle zaden is.
,
 uitgelezen Hebreeuws, uitgetekende.
,
 zijn plaats Te weten des zaads, of, [ aan hare ] te weten der aarde, of des akkers; dat is, elk op zijn akker.
26En zijn God onderricht hem van de wijze, Hij leert hem.
 onderricht Dat is, God leert hem [te weten den landman] doen zoals het behoort, hoe hij met allerlei zaad naar zijn aard zal omgaan, op welken tijd hij het moet zaaien en maaien.
,
 van de wijze, Dat is, hoe hij behoort te doen. Het Hebreeuwse woord betekent hier ene wijze, of manier, hoe men ieder ding moet doen.
27Want men dorst de wikken niet met den dorswagen, en men laat het wagenrad niet rondom over het komijn gaan; maar de wikken slaat men uit met een staf, en het komijn met een stok;
 met den dorswagen, De Joden hebben eertijds hunne zaadvruchten op verscheidene wijzen uitgedorst, over sommig zaad sleepten zij een dorswagen of dorsslede, over sommig trokken of stieten zij een rad, ander deden zij de ossen uittreden; het zaad, dat in blaasjes wast, sloegen zij met stokken uit. Zo is dan dit de zin van dit vs.: Gelijk de akkerman niet alle zaad op eene wijze uitdorst, alzo straft ook God niet altoos op eene wijze, maar den een harder dan den ander, naar gelegenheid van zaken.
28Het brood koren moet verbrijzeld worden, maar hij dorst het niet geduriglijk dorsende; noch hij breekt het met het wiel zijns wagens, noch hij verbrijzelt het met zijn paarden.
 Het brood koren Vs.27 heeft hij gezegd, welk oordeel of overleg de landman gebruikt in het uitdorsen van die en die zaden; hier wijst hij aan, welk overleg de landman gebruikt in het hanteren der tarwe, die moet verbrijzeld worden, zal zij bekwaam gemaakt worden om brood daarvan te maken, nochtans verbrijzelt hij ze niet door het lang en veel dorsen en herdorsen, want zodoende zou zij op den dorsvloer bedorven worden en nergens bruikbaar toe wezen; derhalve moet de tarwe, nadat ze uitgedorst is, met de molenstenen klein gemalen en verbrijzeld worden; dewijl de landman dit wel weet en verstaat, zo gebruikt hij overleg en verstand in het omgaan met het broodzaad. Dit oordeel, of verstand en overleg komt ook van den Heere. In het Hebreeuws staat brood voor broodkoren, gelijk Psa 104:15 .
,
 hij dorst Te weten de huisman.
,
 geduriglijk Hebreeuws, eeuwiglijk, altoos.
,
 noch hij breekt Of, noch het wiel van zijn wagen breekt het.
29Zulks komt ook voort van den Heere der heirscharen; Hij is wonderlijk van raad, Hij is groot van daad.
 Zulks komt Te weten, deze landverderving, waarvan vs.22 gesproken is, komt ook van den Heere; zie 2Sa 16:10 ; 2Ki 18:25 .
,
 Hij is wonderlijk Hebreeuws, Hij maakt wonderlijk den raad, Hij maakt groot de daad, of het wezen. Zie de aantekening Job 5:12 , en Job 38:2 .
,
 Hij is groot De zin is: God is heerlijk metterdaad, makende dat zijn raad en voornemen in het werk gesteld worde en als zijn wezen bekome; Hij voert alles heerlijk uit.
Copyright information for DutSVVA