Isaiah 38
1In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot hem, en zeide tot hem: Alzo zegt de Heere: Geef bevel aan uw huis; want gij zult sterven, en niet leven. ▼▼ die dagen Wat hier verhaald wordt, is geschied kort nadat het leger der Assyriërs van God door den engel verslagen was.
2Toen keerde Hizkia zijn aangezicht om naar den wand, en hij bad tot den Heere. ▼ 3En hij zeide: Och Heere, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer. ▼▼ wat goed in Uw ogen is, Dit is als een getuigenis van een goede conscientie, berustende alleen op de barmhartigheid Gods, zonder enige aanmatiging van eigen gerechtigheid; zie onder vs.17, en Jezua Sirach 48:25-26.
,
▼
,
▼▼ weende Hebreeuws, weende een groot geween.
4Toen geschiedde het woord des Heeren tot Jesaja, zeggende: 5Ga henen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt de Heere, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen; ▼▼ tot uw dagen Dat is, tot de dagen uws levens.
6En Ik zal u uit de hand des konings van Assyrië verlossen, mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen. ▼▼ Ik zal u God de Heere belooft dezen koning, boven de verlenging van zijn leven, ook rust en vrede in zijn koninkrijk en bescherming tegen de machtige Assyriërs, die wederom een heirleger hadden kunne op de been brengen om hem te bekrijgen en Jeruzalem te belegeren.
7En dit zal u een teken zijn van den Heere, dat de Heere het woord, dat Hij gesproken heeft, doen zal: ▼▼ het woord, Of, deze zaak.
8Zie, Ik zal de schaduw der graden, die met de zon in de graden van Achaz’ zonnewijzer nederwaarts gegaan is, tien graden achterwaarts doen keren. Dies is de zon tien graden teruggekeerd, in de graden, die zij nederwaarts gegaan was. ▼ 9Dit is het schrift van Hizkia, koning van Juda, toen hij ziek geweest en van zijn ziekte genezen was. ▼▼ genezen was Hebreeuws, levend geworden was, gelijk vs.21.
10Ik zeide: Vanwege de afsnijding mijner dagen, zal ik tot de poorten des grafs heengaan, ik word beroofd van het overige mijner jaren. ▼▼ Ik zeide Dat is, ik dacht en overlegde bij mijzelven aldus.
,
▼▼ Vanwege Of, in de afsnijding mijner dagen; dat is, toen mijne dagen afgesneden of verkort werden; of toen mij verkondigd werd, dat mijne dagen haast zouden afgesneden worden; dat is, dat ik haast sterven zou. Het is ene gelijkenis, genomen van de wevers, die hun web afgeweven hebbende, zo snijden zij hetzelve af.
,
▼▼ zal ik tot Dat is, ik moest haast sterven.
,
▼▼ ik word beroofd Dat is, het overschot mijner jaren wordt mij ontnomen, of men doet mij ontberen het overschot, of het resteren mijner dagen; dat is, wat er tekortkomt aan mijne jaren, te weten dier jaren, die ik, naar den loop der natuur, nog kon leven, of nog behoorde te leven, gelijk ik mijzelven had ingebeeld.
11Ik zeide: Ik zal den Heere niet meer zien, den Heere, in het land der levenden; ik zal de mensen niet meer aanschouwen met de inwoners der wereld. ▼▼ den HEERE niet meer zien, Dat is, voor den Heere verschijnen in het heiligdom en bij den gansen godsdienst, die gedaan werd als de godzaligen in den tempel samenkwamen.
,
▼
,
▼ 12Mijn levenstijd is weggetogen, en van mij weggevoerd gelijk eens herders hut; ik heb mijn leven afgesneden, gelijk een wever zijn web; Hij zal mij afsnijden, als van den drom; van den dag tot den nacht zult Gij mij ten einde gebracht hebben. ▼
,
▼▼ weggetogen, Of, weggerukt.
,
▼
,
▼▼ afgesneden, Of, afgeknipt, afgescheurd, afgebroken. De zin is: Ik heb den Heere, door mijne zonden, daartoe oorzaak gegeven, dat Hij mijn leven vóór den natuurlijken tijd wil afsnijden.
,
▼▼ zijn web ; Te weten als hij het afgeweven heeft.
,
▼▼ Hij zal mij afsnijden, Te weten de Heere. Hier is verandering van persoon, want hij spreekt van God somwijlen in den derden persoon, somwijlen tot God in den tweeden persoon.
,
▼
,
▼▼ van den dag Dat is, haast, in korten tijd, eer de dag voorbijgaat en het avond wordt, alzo ook vs.13.
,
▼▼ Gij mij O Heere.
,
▼▼ ten einde Of, afweven, en dan afsnijden, alzo ook vs.13.
13Ik stelde mij voor tot den morgenstond toe; gelijk een leeuw, alzo zal Hij al mijn beenderen breken; van den dag tot den nacht zult Gij mij ten einde gebracht hebben. ▼▼ mij voor Te weten in mijne gedachten; dat is, ik dacht. Anders: ik rekende tot den morgen, dat Hij als een leeuw al mijne beenderen zou breken. Of aldus: ik stelde mij hem tot den morgen toe, als een leeuw, dat Hij alzo al mijne beenderen zou breken, enz.
,
▼▼ tot den morgenstond Te weten mag ik leven, of mocht ik toch tot morgen leven. Het volgende nemen anderen aldus: [doch] Hij brak gelijk een leeuw al mijn beenderen.
,
▼
,
▼
,
▼▼ van den dag Dat is, nog heden, eer de nacht komt.
,
▼▼ mij ten einde Dat is, mijn leven, mijne jaren.
14Gelijk een kraan of zwaluw, alzo piepte ik; ik kirde als een duif; mijn ogen verhieven zich omhoog; o Heere! ik word onderdrukt, wees Gij mijn Borg. ▼▼ kirde als een duif; Of, korde, steende.
,
▼▼ verhieven Te weten naar den hemel, of tot God, wien ik aanriep. Anders: werden uitgemergeld of uitgeschept; dat is, de krachten mijner ogen werden verdorven. Of, zij bezweken; te weten van opwaarts ten hemel te zien.
,
▼▼ ik word onderdrukt, Hebreeuws, mij is onderdrukking; te weten door deze mijne krankheid, die mij met geweld zo onderdrukt, dat ik mijn loop niet zal kunnen eindigen, tenzij dat Gij, Heere, U over mij ontfermt.
,
▼▼ wees Gij mijn Borg Dat is, stel U tussen mij en mijne krankheid, gelijk zich een borg stelt tussen den schuldheer en den schuldenaar, om hem te bevrijden dat hij niet in de gevangenis geworpen worde; zie Psa 119:122 . Anders: wees mij lieflijk; anders: weef mij af; dat is, strek mijn leven uit, totdat ik oud en krachteloos word en door natuurlijke zwakheid sterf, en snijd den draad mijns levens niet af eer hij ten einde gelopen is; een manier van spreken aan de wevers ontleend.
15Wat zal ik spreken? Gelijk Hij het mij heeft toegezegd, alzo heeft Hij het gedaan; ik zal nu al zoetjes voorttreden al mijn jaren, vanwege de bitterheid mijner ziel. ▼▼ Wat zal ik spreken? Dat is, hoe zal ik God genoegzaam kunnen danken voor zijn grote genade. Hij heeft mij wel den dood laten aanzeggen; maar als ik hem bad, heeft Hij mij het leven wederom genadig geschonken. Anders: wat ik sprak, dat zeide Hij mij toe; te weten door den profeet Jesaja, vs.5. De zin is: Als ik den Heere bad, dat Hij mijn borg wilde blijven, of dat Hij mij wilde afweven [ Isa 38:14 ] , dat is, dat Hij mij nog meer jaren wilde laten leven, Hij heeft het mij straks toegezegd.
,
▼▼ al zoetjes Of, al zachtjes; zie Psa 42:5 . Eenigen menen dat het betekent een zachten voortgang, gelijk wanneer ene moeder haar kind voortleidt; en dat dit hier de zin is: Mijn voorgaande benauwdheid zal mij hierna bedachtzamer doen wandelen. Alzo wordt integendeel rasheid gesteld voor onbedachtzaamheid, of onvoorzichtigheid; Isa 32:4 .
,
▼▼ al mijn jaren, Dat is, mijn leven lang.
,
▼▼ vanwege Dewijl ik die dodelijke en bittere smarten dier pijnlijke ziekte heb uitgestaan.
16Heere, bij deze dingen leeft men, en in dit alles is het leven van mijn geest; want Gij hebt mij gezond gemaakt en mij genezen. ▼▼ bij deze dingen Of, in, of door deze dingen, of, gelijk enigen, woorden; dat is, door uwe goedertierenheid, beloften en verzegeling uwer beloften en weldaden.
,
▼▼ mijn geest; Dat is, mijner ziel, en het leven mijner ziel; dat is, een vrolijk en gerust leven.
,
▼▼ gezond gemaakt Of, verkwikt en levend gemaakt. Hebreeuws, mij levend maken, of in het leven behouden; hetwelk, naar den aard van de Hebreeuwse taal, zoveel is, als: Gij hebt mij in het leven behouden, of genezen; dat is, Gij hebt mij mijn vorige sterkte wedergegeven, die ik geheel verloren had in die zware ziekte. Anderen vertalen dit duistere vers aldus: Die zullen leven, voor welken (of over welken) de Heere is; dat is, welker beschermer de Heere is, en allen die daarin zijn, (of, en allen die in die zaken zijn, dat is die in zulk een staat leven dat zij God met zich hebben) die zullen hetzelfde leven verkrijgen, dat nu mijn geest heeft. Opdat dit blijke, maak mij gezond en genees mij.
17Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen. ▼▼ in vrede Te weten nadat Gij mij vrede gegeven hadt, namelijk door het verdelgen der Assyriërs, zo kwam mij ene bitterheid, te weten deze zware ziekte. Anders, op den vrede; dat is, opdat het ten beste dienen zou, kwam mij een bittere bitterheid over, te weten die zware krankheid.
,
▼▼ maar Gij hebt Anders: maar het heeft U behaagd mijne ziel; dat is, mij [te verlossen] uit de groeve der vertering.
,
▼▼ de groeve Dat is, het graf, waarin het dode lichaam van de wormen opgegeten en verteerd wordt.
,
▼▼ al mijn zonden Door welke ik deze krankheid en andere straffen verdiend heb. Had hij niet gezondigd, zo zou hij gene krankheid hebben gehad, noch gestorven zijn; want de dood met alle aanklevende ellenden heeft zijn oorsprong uit de zonde. Daarom spreekt Christus: Zoon uwe zonden zijn u vergeven, sta op, enz.
,
▼▼ achter Uw rug Dat is, Gij hebt ze mij vergeven, alzo dat zij niet meer voor uwe ogen komen zullen.
18Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; die in den kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. ▼▼ het graf Dat is, de doden in het graf kunnen uwen lof niet verkondigen hier in deze wereld bij de levenden. Zie Psa 6:6 , en Psa 30:10 , en Psa 88:11 , en Psa 115:17 .
,
▼▼ de dood Dat is, de doden; anders de hel; dat is, die in de hel of in het graf zijn.
,
▼▼ hopen Of, wachten, of vertrouwen.
19De levende, de levende, die zal U loven, gelijk ik heden doe; de vader zal den kinderen Uw waarheid bekend maken. ▼▼ Uw waarheid Of, van uwe waarheid kennis doen hebben. Het Hebreeuwse woord el wordt ook voor eth gevonden; en uwe waarheid; dat is, dat Gij mij hebt gezond gemaakt, gelijk Gij mij beloofd hebt.
20De Heere was gereed om mij te verlossen; daarom zullen wij op mijn snarenspel spelen; al de dagen onzes levens, in het huis des Heeren. ▼▼ was gereed Of, is gekomen om mij te verlossen, of zal mij verlossen, of heeft mij verlost.
21Jesaja nu had gezegd: Laat men nemen een klomp vijgen, en tot een pleister op het gezwel maken, en hij zal genezen. ▼▼ op het gezwel maken, Of, op de zweer; te weten van den koning Hizkia.
22En Hizkia had gezegd: Welk zal het teken zijn, dat ik ten huize des Heeren zal opgaan? ▼▼ Welk zal het teken zijn, Dit verzocht hij niet door ongeloof of mistrouwen op de beloften van God, maar opdat zijn geloof daardoor mocht versterkt worden, alzo die belofte geheel scheen te strijden met Gods dreigement, vs.1.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA