Isaiah 5
1Nu zal ik mijn Beminde een lied mijns Liefsten zingen van Zijn wijngaard; Mijn Beminde heeft een wijngaard op een vetten heuvel. ▼ , ▼ , ▼ , ▼ 2En Hij heeft dien omtuind, en van stenen gezuiverd, en Hij heeft hem beplant met edele wijnstokken; en Hij heeft in deszelfs midden een toren gebouwd, en ook een wijnbak daarin uitgehouwen; en Hij heeft verwacht, dat hij goede druiven zou voortbrengen, maar hij heeft stinkende druiven voortgebracht. ▼▼ En Hij heeft dien In vs.2 wordt met verbloemde woorden beschreven de zorg Gods over zijne gemeente.
,
▼▼ omtuind, Hebreeuws eigenlijk gesterkt; te weten met een muur of heg, zie vs.5, dat is, beschut en beschermd tegen het geweld van al de vijanden van hem en zijne kerk.
,
▼▼ een toren Te weten, om de wacht daarin te houden, om op de dieven en wilde dieren te passen en die te verdrijven.
,
▼▼ wijnbak Anders, een wijnpers.
,
▼▼ Hij heeft verwacht, Vergelijk onder vs.7.
,
▼▼ druiven Of, beziën, of vruchten.
,
▼▼ voortbrengen Hebreeuws, maken en zo terstond wederom in vs.2 en onder vs.10, twee maal; gelijk Mat 3:8 , Mat 3:10 , en Mat 7:17-19 ; vergelijk Psa 1:3 .
,
▼▼ stinkende druiven Of, zure, onrijpe, ontijdige, wilde druiven, of wrange. Doch het Hebreeuwse woord komt van stinken.
3Nu dan, gij inwoners van Jeruzalem, en gij mannen van Juda, oordeelt toch tussen Mij en tussen Mijn wijngaard. ▼▼ Nu dan, Hier spreekt God de Heere, en Hij geeft het oordeel over, zelfs dien, over wien Hij klaagt.
4Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan hem niet gedaan heb? Waarom heb Ik verwacht, dat hij goede druiven voortbrengen zou, en hij heeft stinkende druiven voortgebracht? ▼▼ Wat is er Alsof God zeide: Dewijl Ik mijn volk zoveel weldaden bewezen heb, en zij zo ondankbaar zijn geweest, zo oordeelt gijzelf wat er in het toekomende anders te doen zij dan dat Ik mijn ondeugenden wijngaard verwoest? Vergelijk Mat 21:40-41 , waar de Heere Christus bijkans dezelfde gelijkenis den overpriesters en oudsten der Joden voorgesteld hebbende, aan henzelven het oordeel vraagsgewijze voorstelt, en daarop gelijk antwoord van hen ontvangt, gelijk God hier, vs.5, geeft. Anderen nemen het aldus, dat God met deze woorden wil te kennen geven: Hij heeft zoveel goeds aan zijn volk, boven andere natiën, gedaan, dat zij in alle manieren dankbaar behoorden te zijn; maar dewijl zij ondankbaar waren, dat zij zelfs, zo van hunne verdorvenheid als van de rechtvaardigheid der verdiende straffen moesten overtuigd zijn. Van de krachtige inwendige werking van den Heiligen Geest wordt in deze gelijkenis, die alleenlijk slaat op de uitwendige beroeping (genomen zijnde van den uitwendigen arbeid des wijngaardeniers) niet gesproken.
,
▼▼ Waarom Menselijkerwijze gesproken; gelijk mensen hun misnoegen plegen te tonen, wanneer zij veel goeds aan een onwaardige en ondankbare gedaan hebben en zeer kwalijk beloond worden. Hierop volgt het vonnis van God, vs.5.
,
▼▼ voortgebracht? Hebreeuws, gemaakt.
5Nu dan, Ik zal ulieden nu bekend maken, wat Ik Mijn wijngaard doen zal; Ik zal zijn tuin wegnemen, opdat hij zij tot afweiding; zijn muur zal Ik verscheuren, opdat hij zij tot vertreding. ▼▼ wat Ik Dat is, hoe Ik de ondankbaarheid van mijn volk straffen zal.
,
▼▼ Ik zal zijn Dat is, Ik zal dit volk voortaan niet beschermen tegen zijne vijanden, maar Ik zal het laten verderven en te schande komen.
,
▼▼ tuin wegnemen, Of, haag, of heg.
,
▼▼ opdat hij zij Of, opdat hij vertreden worde.
6En Ik zal hem tot woestheid maken; hij zal niet besnoeid, noch omgehakt worden, maar distelen en doornen zullen daarin opgaan; en Ik zal den wolken gebieden, dat zij geen regen daarop regenen. ▼▼ Ik zal hem Of, Ik zal hem woest maken; dat is, Ik zal Juda beroven van zijne regering, die totnogtoe in het land is onderhouden geweest, achtervolgens de wijze in mijne wet voorgeschreven.
,
▼▼ hij zal niet Dat is, de kerkedienst en andere heilige oefeningen zullen ophouden.
,
▼▼ besnoeid, Of, gezuiverd, gewied worden.
,
▼▼ distelen en doornen De zin is: Van een wijngaard zal het een doornbos worden, dat is, heel woest en wild liggen.
,
▼ 7Want de wijngaard van den Heere der heirscharen is het huis van Israël, en de mannen van Juda zijn een plant zijner verlustigingen; en Hij heeft gewacht naar recht, maar ziet, het is schurftheid, naar gerechtigheid, maar ziet, het is geschreeuw. ▼▼ Want Anders: zekerlijk. In vs.7 verklaart de profeet de bovenverhaalde gelijkenis.
,
▼▼ de mannen Dat is, mannen tot den stam van Juda behorende.
,
▼▼ een plant Of plantsoenen, of plantingen; versta, het volk over hetwelk de Heere zich placht te vermaken.
,
▼▼ naar recht, Dat is, dat de rechters den onderdrukten zouden recht doen.
,
▼▼ schurftheid, Dat is, de rechters zijn schurftig, dat is goddeloos en kwellen het arme verdrukte volk, gelijk de schurftheid de mensen kwelt.
,
▼▼ naar gerechtigheid, Alsof Hij zeide: Ik heb gewacht dat men weduwen en wezen, alsook andere verdrukten, tot hun recht zou helpen; maar, enz.
,
▼▼ geschreeuw Of, geschrei, geroep, gekrijt; te weten der armen, die geweldiglijk onderdrukt worden, tot God schreiende en hem met tranen klagende den overlast en het ongelijk, dat hun wordt aangedaan. Zie Gen 18:20 . Eenigen verstaan dit van de klachten der armen, die onderdrukt worden door de lange rechtsgedingen, onder voorwendsel van de formaliteiten, die onder het pleiten gebruikt worden.
8Wee dengenen, die huis aan huis trekken, akker aan akker brengen, totdat er geen plaats meer zij, en dat gijlieden alleen inwoners gemaakt wordt in het midden des lands! ▼▼ trekken, Of, doen strekken, of voegen; te weten onrechtvaardiglijk en met schade van hunnen naaste.
,
▼▼ geen plaats Te weten, waar de arme moge wonen, of akkeren.
9Voor mijn oren heeft de Heere der heirscharen gesproken: Zo niet vele huizen tot verwoesting zullen worden, de grote en de treffelijke zonder inwoner! ▼▼ Voor mijn oren Dat is, de Heere heeft het mij geopenbaard, of Hij heeft het gezegd dat ik het gehoord heb.
,
▼
,
▼▼ de treffelijke Hebreeuws, de goede; dat is treffelijke, schone.
,
▼▼ zonder inwoner Terwijl daar niemand zijn zal die ze bewoont.
10Ja, tien bunderen wijngaards zullen een enig bath geven, en een homer zaads zal een efa geven. ▼▼ Ja, tien God de Heere dreigt in vs.10 dat Hij, vanwege de gruwelijke zonden des volks, het land onvruchtbaar zou maken, alzo dat zij van het gezaaide en geplante het tiende deel niet inoogsten zouden.
,
▼▼ bunderen Een bunder is zoveel land als een paar ossen op een dag kan omploegen. Anders, tien juk ossen; dat is, zoveel lans als tien juk ossen op een dag kunnen omploegen.
,
▼
,
▼
,
▼▼ geven Hebreeuws, maken. Alsook in het voorgaande.
11Wee dengenen, die, zich vroeg opmakende in den morgenstond, sterken drank najagen, en vertoeven tot in de schemering, totdat de wijn hen heeft verhit! ▼▼ sterken drank Hebreeuws, Schechar; zie onder vs.22.
,
▼▼ vertoeven Of, houden zich op.
,
▼ 12En harpen en luiten, trommelen en pijpen, en wijn zijn in hun maaltijden; maar zij aanschouwen het werk des Heeren niet, en zij zien niet op het maaksel Zijner handen. ▼▼ zij aanschouwen Dat is, zij geven geen acht op het werk des Heeren, dat is op de gevankelijke wegvoering der tien stammen naar Assyrië, te weten door Salmanasser; 2Ki 17:6 , en 2Ki 18:12 ; Amo 6:6 . Anderen nemen het woord werk algemener in dezen zin: Zij zien niet op zijne gerichten, die Hij in het werk stellen zal, dat is, op de straffen, die hun zullen overkomen, welke zij wel behoorden voor te komen met berouw en hartelijk leedwezen.
,
▼▼ zij zien niet Dit verstaan sommigen van het aanschouwen der zon, maan, sterren, enz., die ons des Heeren macht en wijsheid voor ogen stellen, en die ons behoorden te verwekken om God te eren, te loven en te prijzen.
13Daarom zal mijn volk gevankelijk weggevoerd worden, omdat het geen wetenschap heeft; en deszelfs heerlijken zullen honger lijden, en hun menigte zal verdorren van dorst. ▼▼ zal mijn volk Hebreeuws, is mijn volk weggevoerd. Dit was wel te dezer tijd nog niet geschied; maar de profeten zijn gewoon te spreken van toekomstige dingen alsof zij alrede geschied en voltrokken waren, ten aanzien van de zekerheid der voorzeggingen Gods.
,
▼▼ gevankelijk Te weten, naar Babel.
,
▼▼ omdat Dat is, dewijl het des Heeren werk niet gekend noch in acht genomen heeft.
,
▼▼ en deszelfs heerlijken Hebreeuws, en zijne eer zullen mannen, of lieden des hongers zijn; dat is, de heerlijksten en voornaamsten onder het volk zullen honger lijden.
,
▼▼ hun menigte Dat is, het gemene volk, gelijk vs.14. Anders: en hun rijkdom zal verdorren van dorst, alzo ook vs.14.
14Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt. ▼▼ Daarom De profeet wil zeggen dat er velen zullen omkomen, hetzij door honger en kommer, of door het zwaard. Anders: het graf heeft zichzelf wijd opengesperd, en zo doorgaans.
,
▼▼ zich wijd opensperren, Hebreeuws, zijne ziel; dat is, zichzelven. Anders: zijnen lust; [namelijk, die het graf heeft om vele mensen in te slokken en te verteren] gelijk Psa 27:12 , en Psa 41:3 , en Psa 105:22 ; Eze 16:27 .
,
▼
,
▼▼ nederdale Te wete in het graf.
,
▼▼ haar heerlijkheid, Te weten Jeruzalem, doch men kan hieronder het ganse Joodse volk verstaan.
,
▼▼ menigte, Dat is, het gemene volk, of hun rijkdom; gelijk boven vs.13.
,
▼▼ met haar gedruis, Te weten met die woeling, of het gedruis, hetwelk het heilloze gezin maakt in zijne brasserijen. Zie boven vs.11,12.
,
▼▼ die in haar Te weten, vrolijk zijnde in zijne brasserijen en wellusten binnen Jeruzalem, en voorts in het Joodse land.
15Dan zal de gemene man nedergebogen worden, en de aanzienlijke man zal vernederd worden, en de ogen der hovaardigen zullen vernederd worden. ▼
,
▼▼ zullen vernederd worden Te weten nadat zij met honger, pest, het zwaard en de gevangenschap bezocht zullen wezen.
16Doch de Heere der heirscharen zal verhoogd worden door het recht; en God, die Heilige, zal geheiligd worden door gerechtigheid. ▼▼ door het recht; Te weten als Hij zichzelven zal betonen rechter te zijn, straffende de boosdoeners vanwege hunne zonden.
,
▼▼ zal geheiligd worden Dat is, God zal voor heilig erkend en geroemd worden, nadat Hij recht en gerechtigheid over de boze mensen zal geoefend hebben, straffende de boosdoeners en voorstaande degenen, die men met geweld is onderdrukkende.
17En de lammeren zullen weiden naar hun wijze, en de vreemdelingen zullen de woeste plaatsen der vetten eten. ▼▼ En Hier stelt nu de profeet ene vertroosting na de dreigementen, willende te kennen geven dat God zijn volk eindelijk zal redden.
,
▼▼ de lammeren Anders: schapen; dat is de vrome, onnozele armen, die tevoren van de rijke goddelozen verdrukt werden.
,
▼▼ zullen weiden Dat is, God de Heere zal hen in zulken algemenen nood onderhouden en van nooddruft verzorgen.
,
▼▼ naar hun wijze, Hebreeuws, naar hunne leiding; dat is, gelijk zij tevoren gewoon waren te doen.
,
▼▼ de vreemdelingen Versta hier ook de vrome armen, die een tijdlang van de rijke goddelozen als vreemdelingen zijn geacht geweest, of die van de goddelozen of tirannen alzo zijn gekweld geweest, dat zij huis en hof hebben moeten verlaten. Anders: en zij zullen de verwoeste plaatsen der vette vreemdelingen eten.
,
▼▼ zullen de woeste plaatsen Dat is, genieten of bezitten de woeste plaatsen der vetten; dat is de huizen en akker, die de rijken hebben moeten verlaten, daaruit verdreven en gevankelijk weggevoerd zijnde.
,
▼ 18Wee dengenen, die de ongerechtigheid trekken met koorden der ijdelheid, en de zonde als met dikke wagenzelen! ▼▼ trekken Anders, [tot zich] trekken.
,
▼▼ met koorden Of, met zelen, of strikken, of banden der leugen. De zin is, die met schoonschijnende redenen, onder dezen of dien dekmantel, boosheid oefenen en als aanhalen en aanhouden, zichzelven inbeeldende dat het hun altijd wel zal gaan, en dat alles wat de profeten hun dreigen en prediken van de aanstaande straffen Gods, maar verbeelding is. Het is ene manier van spreken, genomen van degenen, die een schip of wagen met koorden aanhalen.
19Die daar zeggen: Dat Hij haaste, dat Hij Zijn werk bespoedige, opdat wij het zien; en laat naderen en komen den raadslag des Heiligen van Israël, dat wij het vernemen! ▼▼ zeggen Te weten al spottende. Alsof zij zeiden: Men dreigt ons elke reis, maar daar volgt niets op. Is het God ernst, zo laat Hem spoeden, enz.; wij vragen naar uwe dreigementen niet, laat God vrij komen als Hij wil. Aldus bespottende de lankmoedigheid des Heeren; zie boven vs.12.
,
▼▼ Zijn werk Dat is, zijne straffen, waarmede gij ons zo dikwijls dreigt.
,
▼▼ den raadslag Of, den raad; dat is, hetgeen Hij in zijnen raad besloten heeft.
,
▼
,
▼▼ dat wij het Alsof zij zeiden: Gij, Jesaja en andere profeten, vervaart ons met ijdele dreigementen; doch God heeft tegen ons niets kwaads voor.
,
▼▼ vernemen Of, wijs worden, of weten mogen.
20Wee dengenen, die het kwade goed heten, en het goede kwaad; die duisternis tot licht stellen, en het licht tot duisternis; die het bittere tot zoet stellen, en het zoete tot bitterheid! ▼
,
▼▼ die duisternis Dat is, die stoutelijk en onbeschaamdelijk durven zeggen dat de duisternis licht is en het licht duisternis.
21Wee dengenen, die in hun ogen wijs, en bij zichzelven verstandig zijn! ▼▼ in hun ogen Dat is, in hun eigen oordeel; alzo in het volgende. Hebreeuws, voor hun aangezicht; dat is, bij zichzelven.
22Wee dengenen, die helden zijn om wijn te drinken, en die kloeke mannen zijn om sterken drank te mengen! ▼
,
▼▼ te mengen De Joden, alsook andere natiën in de oosterse landen, plachten eertijds, gelijk nu nog, hun wijn met water of specerijen te vermengen; maar het Hebreeuwse woord betekent hier zoveel als uitdrinken; want daar is gene kloekheid of dapperheid in het inschenken of vermengen van den wijn gelegen.
23Die den goddeloze rechtvaardigen om een geschenk, en de gerechtigheid der rechtvaardigen van dezelven afwenden. ▼
,
▼▼ afwenden Mits hun onrecht gevende, alsof zij enige onrechtvaardige zaken voorhadden.
24Daarom, gelijk de tong des vuurs den stoppel verteert, en het kaf door de vlam verdaan wordt, alzo zal hun wortel als een uittering wezen; en hun bloem zal als stof opvaren; omdat zij verwerpen de wet des Heeren der heirscharen, en de rede des Heiligen van Israël versmaden. ▼▼ de tong Dat is, de vlam des vuurs, die enige gedaante der tong heeft; ook schijnt ze te lekken gelijk de tong doet.
,
▼▼ verteert, Hebreeuws, opeten, dat is verteert, verslindt.
,
▼▼ verdaan wordt, Hebreeuws, verslapt wordt, of afneemt, of verzwakt wordt.
,
▼▼ wortel Eenigen verstaan hier door den wortel de ouders, door de bloemen de kinderen. Anderen menen dat hier in het algemeen te verstaan zij de nietigheid en verdwijning der goddelozen; alzo dat opvaren, opgaan [hetwelk in het Hebreeuws staat] hier betekent tenietgaan, verdwijnen, verzwinden, gelijk een opgaande rook.
,
▼▼ als een uittering Anders, als snot worden, dat is, hun wortel zal vervuilen en als snot worden; want de vervuilende wortelen worden als witte snot.
,
▼▼ bloem Of, bot, knop.
25Daarom is de toorn des Heeren ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand uitgestrekt, en Hij heeft het geslagen, zodat de bergen hebben gebeefd, en hun dode lichamen zijn geworden als drek in het midden der straten. Om dit alles keert zich Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. ▼
,
▼▼ de bergen Dit is een overtollige manier van spreken, hyperbole in de scholen genoemd. Het is een voorzegging van de aanstaande verwoesting van het Joodse volk.
,
▼▼ hun dode lichamen Te weten die van de vijanden verslagen zijn.
,
▼▼ zijn geworden Of, zijn verscheurd, of verdelgd, in het midden der straten.
,
▼▼ Om dit Of, met dit al. Alsof hij zeide: Al is het dat de Heere zijn volk zo zwaarlijk gestraft heeft, gelijk straks verhaald is, en mocht schijnen derhalve met hetzelve verzoend te wezen; nochtans blijft Hij nog evenwel op hetzelve vertoorn; aangezien het zich tot God niet keert; alzo onder Isa 9:11-12 .
,
▼ 26Want Hij zal een banier opwerpen onder de heidenen van verre, en Hij zal hen herwaarts sissen van het einde der aarde; en ziet, haastelijk, snellijk zullen zij aankomen. ▼▼ Want Hij Hier verhaalt nu de profeet verder hetgeen hij op het einde van vs.25 begonnen heeft te zeggen, te weten dat de hand des Heeren verheven is.
,
▼▼ een banier Dat is, een leger van vijanden.
,
▼▼ opwerpen Dat is, Hij zal hun een teken geven, dat zij komen en het Joodse volk overvallen. Of, Hij zal de Chaldeën, Babyloniërs, Assyriërs [die hier onder den naam van heidenen te verstaan zijn] door zijn heimelijke en rechtvaardige regering aanlokken en tegen de Joden opmaken.
,
▼▼ onder de heidenen Of, onder de heidenen, die verre zijn; dat is, die van verre komen zullen.
,
▼
,
▼▼ ziet, Dit ziet op hetgeen boven vs.19 staat. Alsof hij hier zeide: Gijlieden bespot mijne dreigementen, zeggende: Dat Hij haaste, dat Hij zijn werk bespoedige, enz. Zie nu zal Hij haasten, teweegbrengende dat haastelijk, snellijk, de vijand komen zal om u te verdelgen.
,
▼▼ zullen zij aankomen Hebreeuws, zal zij komen, te weten de banier met het volk daaronder behorende. Anders, hij, te weten de koning van Babel met zijn leger. Anders, het, te weten het volk.
27Geen moede, en geen struikelende zal onder hen wezen; niemand zal sluimeren noch slapen, noch de gordel zijner lendenen ontbonden worden, noch de schoenriem zijner schoenen afgescheurd worden. ▼▼ Geen moede, Hij wil zeggen: Dat er niemand in dat leger, of onder dat krijgsvolk, moede zal worden in het marcheren op die lange reis; aldus te kennen gevende de gewillige gehoorzaamheid der volkeren, die God tewerk stellen zou.
,
▼▼ niemand Zij zullen altegaar wakker en in hunne aanslagen voorzichtig zijn.
,
▼▼ noch de gordel Dat is, zij zullen steeds vaardig zijn om te strijden, staande gewapend tot aller ure.
28Welker pijlen scherp zullen zijn, en al hun bogen gespannen; hunner paarden hoeven zullen als een rots geacht zijn, en hun raderen als een wervelwind. ▼▼ Welker pijlen Hebreeuws, welker, te weten volks, namelijk dat in het leger zijn zal. Alzo wordt in het volgende het getal van een gesteld voor het getal van velen. De profeet wil zeggen dat het volk, hetwelk God gebruiken zal om strafoefening te doen, welgewapend en toegerust zal wezen.
,
▼
,
▼▼ hoeven Hebreeuws, klauwen.
,
▼
,
▼▼ hun raderen Dat is, hunne wagens zullen zeer snellijk aankomen.
29Hun gebrul zal zijn als van een ouden leeuw, en zij zullen brullen als de jonge leeuwen, en zij zullen briesen, en den roof aangrijpen en wegvoeren; en er zal geen verlosser zijn. ▼▼ Hun gebrul Met deze woorden beschrijft de profeet de wreedheid van het volk, hetwelk de Heere tegen de Joden zou zenden om hen te vernielen.
,
▼▼ ouden leeuw, Of, fellen, of gruwelijken leeuw.
,
▼▼ den roof Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een dier, hetwelk met de tanden en klauwen van een ander dier verscheurd is.
30En zij zullen tegen hetzelve te dien dage bruisen, als het bruisen der zee. Dan zal men de aarde aanzien, maar ziet, er zal duisternis en benauwdheid zijn, en het licht zal verduisterd worden in hun verwoestingen. ▼▼ zij zullen Te weten die vreemde natiën, de Chaldeën en anderen.
,
▼▼ tegen hetzelve Te weten tegen het Joodse volk, dat zo jammerlijk zal mishandeld wezen.
,
▼▼ Dan zal men Dit is ene gelijkenis, genomen van degenen, die in storm en onweder op zee in groot gevaar van hun leven zijnde, van verre het land aanzien, wensende dat zij ergens konden aanvaren en aanlanden. Zij zien ook dikwijls opwaarts ten hemel of het weder niet opklaart; alzo zullen die van Jeruzalem, als zij van hunne vijanden aangevallen worden, rondom zich zien of er nergens gene hulp voor hen te vinden is, maar tevergeefs, zij zullen gene vinden.
,
▼▼ er zal duisternis Anders: daar is duisternis der benauwdheid. De zin is, daar zal gene hoop voorhanden zijn; wat gemeenlijk vreugde pleegt aan te brengen, dat zal hun angst aanbrengen.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA