Isaiah 52
1Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Sion! trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad? want in u zal voortaan geen onbesnedene noch onreine meer komen. ▼ , ▼▼ o Sion Dat is, gij burgers en inwoners van het lichamelijke, en voornamelijk van het geestelijke Jeruzalem.
,
▼▼ gij heilige stad? Hebreeuws, gij stad der heiligheid.
,
▼ 2Schud u uit het stof, maak u op, zit neder, o Jeruzalem! maak u los van de banden van uw hals, gij gevangene dochter van Sion! ▼▼ Schud Dat is, wees verblijd en draag geen rouw meer.
,
▼▼ maak u los Dat is, dien God in heiligheid en gerechtigheid, nu gij verlost zijt uit de handen uwer vijanden. Zie boven Isa 42:7 ; Luk 1:74-75 .
,
▼▼ dochter Dat is, gij volk van Zion, dat is van Jeruzalem.
3Want zo zegt de Heere; Gijlieden zijt om niet verkocht, gij zult ook zonder geld gelost worden. ▼
,
▼▼ gelost Te weten uit de Babylonische dienstbaarheid, of knechtschap. Zie voorts vs.1.
4Want zo zegt de Heere Heere: In vorige tijden trok Mijn volk af in Egypte, om als vreemdeling aldaar te verkeren; en Assur heeft hetzelve om niet onderdrukt. ▼▼ in vorige tijden Of, voortijds, eermaals, eertijds. Hebreeuws, in het eerst. De zin is: Indien Ik de Egyptenaars zwaarlijk gestraft heb omdat zij mijn volk grotelijks geplaagd hadden, hetwelk toch vrijwillig naar Egypte getrokken is, hoeveel zwaarder zal Ik de Assyriërs en de Babyloniërs straffen, die het uit het land Kanaän, hetwelk Ik hun in eigendom gegeven heb, weggevoerd en zo wredelijk behandeld hebben?
,
▼▼ om niet onderdrukt Of, zonder oorzaak.
5En nu, wat heb Ik hier te doen? spreekt de Heere, dewijl Mijn volk om niet weggenomen is, en degenen die over hetzelve heersen, het doen huilen, spreekt de Heere, en Mijn Naam geduriglijk den gansen dag gelasterd wordt; ▼▼ wat heb Ik Hebreeuws, wat mij hier? dat is, wat heb Ik hier te doen? Of, wat staat mij nu te doen? Alsof de Heere zeide: Ik wil niet langer hier vertoeven, maar wil terstond naar Babel trekken om mijn volk te verlossen, dewijl de Babyloniërs nu hunne maat vervuld hebben. Het is menselijkerwijze van God gesproken.
,
▼▼ weggenomen is, Dat is, van de Babyloniërs gevankelijk weggevoerd is. Hier staat kortheidshalve een woord voor twee, genomen voor weggenomen en weggevoerd is.
,
▼▼ degenen Anders: [en] zijne regenten huilen. Alsof Hij zeide: De Babyloniërs verschonen zelfs de regenten niet, veel weiniger verschonen zij het gemene volk.
,
▼▼ het doen huilen, Vermits zij het zo zwaar en ongenadig plagen.
,
▼▼ Mijn Naam Alsof Ik mijn volk niet tegen hun geweld had kunnen beschermen, en nu nog niet machtig ware het uit hunne handen te verlossen.
6Daarom zal Mijn volk, daarom zal het Mijn Naam in dien dag kennen, dat Ik het Zelf ben, Die spreekt: Zie, hier ben Ik. ▼
,
▼▼ in dien dag Te weten als Ik het uit de Babylonische gevangenschap verlossen zal, lichamelijk; maar het is ook voornamelijk te verstaan van de geestelijke verlossing uit het geweld des duivels.
,
▼▼ dat Ik het Zelf ben, Dat is, dat mijne belofte van hunne verlossing waar is.
7Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die den vrede doet horen; desgenen, die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen; desgenen, die tot Sion zegt: Uw God is Koning. ▼▼ Hoe liefelijk Hebreeuws, hoe schoon; woorden van verwondering, met blijdschap, ziende niet zozeer op de verkondiging van de verlossing uit de Babylonische gevangenschap, als wel op de predikatie der apostelen en andere leraars van het Nieuwe Testament, die den Joden en heidenen zouden verkondigen de geestelijke verlossing uit het geweld des duivels.
,
▼▼ op de bergen Versta, de bergen van het bergachtige Joodse land; en daaronder de kerk van God zo binnen als buiten Jeruzalem en Judea.
,
▼
,
▼▼ die den vrede In vs.7 verhaalt de profeet meermalen een en hetzelfde met verscheidene manieren van spreken, als niet woorden genoeg kunnende bedenken of vinden om die overgrote weldaad van God, ons in Christus bewezen, uit te drukken.
,
▼▼ doet horen; Dat is, verkondigt
,
▼▼ tot Sion zegt Dat is, tot de gemeente van God.
,
▼ 8Er is een stem uwer wachters; zij verheffen de stem, zij juichen te zamen; want zij zullen oog aan oog zien, als de Heere Sion wederbrengen zal. ▼▼ uwer wachters; Dat is, van uwe profeten en apostelen enz.
,
▼
,
▼▼ zien, Te weten met lust.
,
▼▼ wederbrengen zal Uit de Babylonische gevangenschap; alsook uit het geweld des duivels en der zonde. Anders: bekeren zal.
9Maakt een geschal, juicht te zamen, gij woeste plaatsen van Jeruzalem! want de Heere heeft Zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. ▼▼ gij woeste plaatsen Versta hier, die plaatsen, die omtrent Jeruzalem en elders in het Joodse land nu een tijdlang hadden woest gelegen; zijnde van hunne vijanden verwoest geweest, en daaronder den woesten stand der kerk, als Christus haar vergaderde.
10De Heere heeft Zijn heiligen arm ontbloot voor de ogen aller heidenen; en al de einden der aarde zullen zien het heil onzes Gods. ▼
,
▼▼ ontbloot Dat is, uitgestrekt om de Babyloniërs te slaan en zijn volk uit hunne hand te verlossen, en de Christelijke kerk van haar geestelijke vijanden.
,
▼
,
▼▼ het heil onzes Gods Dat is, het heil, hetwelk onze God ons doen en bewijzen zal.
11Vertrekt, vertrekt, gaat uit van daar, raakt het onreine niet aan; gaat uit het midden van hen, reinigt u, gij, die de vaten des Heeren draagt! ▼▼ Vertrekt, vertrekt, Eene vermaning tot Gods volk, om met ijver uit het lichamelijke en geestelijke Babel te vertrekken.
,
▼
,
▼▼ raakt het onreine Versta hierbij: Maar begeeft u tot alle heiligheid. Zie vs.1.
,
▼ 12Want gijlieden zult niet met haast uitgaan, noch met der vlucht henengaan; want de Heere zal voor ulieder aangezicht henentrekken, en de God van Israël zal uw achtertocht wezen. ▼▼ Want gijlieden Eene beschrijving van den uittocht van Gods volk en de genade, die God hun daarin bewijzen zou.
,
▼
,
▼▼ henengaan; Te weten uit het lichamelijke en geestelijke Babel.
,
▼ 13Ziet, Mijn Knecht zal verstandelijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden. ▼
,
▼▼ Mijn Dit spreekt God de Vader.
,
▼
,
▼▼ verstandelijk Of, gelukkiglijk, voorzichtiglijk, voorspoediglijk handelen; dat is, hij zal het ambt, hetwelk Ik hem opgelegd heb, wel en bekwamelijk verrichten.
,
▼ 14Gelijk als velen zich over u ontzet hebben, alzo verdorven was Zijn gelaat, meer dan van iemand, en Zijn gedaante, meer dan van andere mensenkinderen; ▼▼ zich Of, over U zijn verbaasd geweest, of verbaasd zijn geworden.
,
▼▼ u ontzet hebben, O Jezus Christus.
,
▼▼ alzo Of, zo ijselijk zal zijn gelaat wezen; namelijk vanwege de kroning met de doornenkroon, de geseling en kruisiging, waarvan in Isa 53 wijdlopiger zal gesproken worden, zie Phi 2:7 . Het zijn de woorden Gods, sprekende in den derden persoon, met welke Hij reden geeft waarom zich velen over Christus zouden ontzetten. Sommigen houden het voor ingevoegde woorden van den profeet.
,
▼▼ Zijn gelaat, Of, zijn aangezicht; te weten van mijn knecht, Jezus Christus.
15Alzo zal Hij vele heidenen besprengen, ja, de koningen zullen hun mond over Hem toehouden; want denwelken het niet verkondigd was, die zullen het zien, en welken het niet gehoord hebben, die zullen het verstaan. ▼▼ Hij Te weten Christus.
,
▼▼ besprengen, Te weten met zijn vergoten bloed en uitzending der gaven van zijn Geest bij de predikatie van het heilig Evangelie en het gebruik der heilige sacramenten.
,
▼▼ over Hem toehouden; Of, voor Hem, of om Hem; dat is zijnenthalve; te weten als Hij door de predikatie van het heilig Evangelie in hunne tegenwoordigheid en in hunne koninkrijken zal verkondigd worden, en als zij zullen verstaan dat Hij een Koning van den gansen aardbodem is.
,
▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA