Isaiah 9:3

3[09:2] Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar Gij hebt de blijdschap niet groot gemaakt; zij zullen nochtans blijde wezen voor Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in den oogst, gelijk men verheugd is, wanneer men de buit uitdeelt.
 Gij hebt Dit wordt gesproken tot God, aangaande het volk der Joden of Israëlieten.
,
  maar Gij hebt de blijdschap . . . Anders: en Gij hebt hun de blijdschap groot gemaakt, of: hebt Gij niet de blijdschap groot gemaakt? Naar de eerste overzetting is dit de zin: De Israëlieten hebben zich wel meermalen verblijd vanwege de treffelijke weldaden en verlossingen, die zij van uwe hand, o Heere, verkregen hebben, maar dat alles is klein ten aanzien van de overgrote, zo lichamelijke als geestelijke weldaden, die zij van U, Heere God, nog verwachtende zijn. Naar de andere overzetting is dit de zin: Heere, Gij hebt de blijdschap des volks groot gemaakt [sprekende van den stand der kerk van het Nieuwe Testament] doordien zij [bestaande uit Israëlieten en heidenen] met elkander eenparig U zullen loven vanwege de grote weldaden, hun in Christus bewezen.
,
 blijde wezen Te weten als zij U zullen danken voor uwe genade en weldaden; namelijk als zij Christus zullen horen prediken en zijne wonderwerken zien zullen.
,
 voor Uw aangezicht, Dit schijnt te betekenen de geestelijke blijdschap des harten, hetwelk alleen voor God openstaat. Of, voor uw aangezicht; dat is, voor U nederbukkende, als zij U komen dankzeggen.
Copyright information for DutSVVA