Jeremiah 3:7-8

7En Ik zeide, nadat zij zulks alles gedaan had: Bekeer u tot Mij; maar zij bekeerde zich niet. Dit zag de trouweloze, haar zuster Juda.
 trouweloze, Alzo noemt God die van den stam van Juda, vanwege de afgoderij, waarmede zij den geestelijken band en trouw van het huwelijk, dat tussen God en hen was, evenzeer verbroken hadden als de andere tien stammen Israëls, die allen bloedverwanten van Juda waren, als zijnde allen tezamen afkomstig van den patriarch Jakob; daarom worden zij zusters genoemd. Vergelijk Eze 16:46 , en Eze 23:2 , Eze 23:4 , en alzo in het volgende.
8En Ik zag, als Ik ter oorzake van alles, waarin de afgekeerde Israël overspel bedreven had, haar verlaten, en haar haar scheidbrief gegeven had, dat de trouweloze, haar zuster Juda, niet vreesde, maar ging henen, en hoereerde zelve ook.
 scheidbrief Haar overgevende in de hand der Assyriërs, die de tien stammen, als van Gods aangezicht en uit zijn land, gevankelijk hebben weggevoerd.
,
 vreesde, Zich niet ontzag, of niet schroomde het boze voorbeeld van Israël na te volgen, niettegenstaande zij al die straffen, die Israël waren overkomen, als voor ogen gezien had. Vergelijk onder Jer 44:10 , en Pro 28:14 .
Copyright information for DutSVVA