Jeremiah 40:1-2
1Het woord, dat van den Heere geschied is tot Jeremia, nadat Nebuzaradan, de overste der trawanten, hem had laten gaan van Rama; als hij hem had laten halen, daar hij met ketenen gebonden was in het midden aller gevangenen van Jeruzalem en Juda, die naar Babel gevankelijk werden weggevoerd. ▼ , ▼▼ had laten gaan En de andere dingen ook geschied waren, die onder, na Jeremia's loslating, worden verhaald, te weten dat Gedalia verraderlijk was omgebracht en de Joden naar Egypte wilden trekken.
,
▼
,
▼
,
▼▼ gevangenen van Jeruzalem en Juda, Hebreeuws, gevangenis, of gevankelijke wegvoering; gelijk elders dikwijls.
2Want de overste der trawanten liet Jeremia halen, en zeide tot hem: De Heere, uw God, heeft dit kwaad over deze plaats gesproken. ▼
,
▼▼ kwaad over deze plaats gesproken Ongeluk, ellende, kwaad der straf.
Copyright information for
DutSVVA