Jeremiah 52:9-11
9Zij dan grepen den koning, en voerden hem opwaarts tot den koning van Babel naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak oordelen tegen hem. ▼ 10En de koning van Babel slachtte de zonen van Zedekia voor zijn ogen; en hij slachtte ook al de vorsten van Juda te Ribla. ▼▼ slachtte de zonen van Zedekia voor zijn ogen; Dat is, liet hen slachten; gelijk doorgaans.
11En hij verblindde de ogen van Zedekia, en hij bond hem met twee koperen ketenen; alzo bracht hem de koning van Babel naar Babel, en stelde hem in het gevangenhuis, tot den dag zijns doods toe. ▼▼ verblindde de ogen van Zedekia, Dat is, liet hem de ogen uitsteken, of alzo verderven dat hij niet kon zien.
,
▼▼ gevangenhuis, Hebreeuws, huis der bezoeking, of straffen, opzichten, bewaringen, enz. Waar hij hem liet blijven tot op den dag van zijn dood toe.
Copyright information for
DutSVVA