‏ Job 1:4

4En zijn zonen gingen, en maakten maaltijden in ieders huis op zijn dag; en zij zonden henen, en nodigden hun drie zusteren, om met hen te eten en te drinken.
 zijn dag; Te weten, zijner beurt om zijn maaltijd te geven; want hiervan ging zekere orde onder hen om. En misschien kwam de orde op elkeen, ten dage zijner geboorte. Want Job — dezen zijnen dag; Job 3:1 .
,
 zonden henen, Te weten, boden, die de zusters ter maaltijd zouden noden. Alzo in vs.5.
Copyright information for DutSVVA