Job 17
1Mijn geest is verdorven, mijn dagen worden uitgeblust, de graven zijn voor mij. ▼ , ▼▼ verdorven, Dat is, vergaan, verdaan en uitgeteerd. Anders, verzwakt, of wordt afgetrokken; te weten van het lichaam.
,
▼▼ mijn dagen Dat is, de dagen mijns levens zijn bijna ten einde gebracht. Hij vergelijkt zijn leven bij een licht, dat allengskens uitgaat.
,
▼▼ zijn voor mij Dat is, zij zijn gelijk als bereid voor mij, zodat er niets overig schijnt te wezen, dan dat ik sterf, zo gans is mijn leven gesmolten en uitgeteerd. Vergelijk Psa 88:4-6 .
2 Zijn niet bespotters bij mij, en overnacht niet mijn oog in hunlieder verbittering? ▼
,
▼▼ overnacht Dat is, zijn mijn gedachten niet zo bekommerd met de redenen, waarmede zij mij verbitteren, dat ik daarover mijn ogen des nachts openhoud en mijn slaap verlies? Hij geeft reden waarom de krachten zijns levens allengskens verdwenen.
,
▼▼ hunlieder Te weten, zijner vrienden, die hem bedroefden met hun verkeerd oordeel en bittere aanspraken.
3Zet toch bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde. ▼
,
▼▼ stel mij Te weten, die van uwentwege beloven zal, dat Gij in het recht met mij zult treden, en vasthouden aan hetgeen billijk zal bevonden worden.
,
▼ 4Want hun hart hebt Gij van kloek verstand verborgen; daarom zult Gij hen niet verhogen. ▼▼ hun hart Anders: het verstand hebt gij voor hun hart verborgen. Hij spreekt van zijn vrienden, die hem onverstandiglijk troostten. Het hart van het verstand te versteken, of te verbergen, is zoveel als te maken dat het hart des mensen de ware wijsheid niet begrijpt.
,
▼▼ verhogen Te weten, om hun in dit geschil de overhand over mij te laten hebben, en nog veel min om mijn rechters te wezen, maar zult veel meer wederstaan en straffen.
5Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten. ▼▼ Die Job schijnt hiermede voor te komen dat zijn vrienden hem hadden mogen tegenwerpen, aldus: Het schijnt dat gij ons versmaadt, omdat wij u bestraffen; wilt gij dan dat wij u pluimstrijken? Job antwoordt dat hij dat niet wil, omdat God een vijand is der vleiers; of hij dreigt hier zijn vrienden, omdat zij het recht Gods voorspraken, meer door aanzien van Gods persoon dan door een verstandig begrip van het recht der zaak, boven, Job 13:7 , ja ook omdat zij hem schenen te vleien, als zij hem wilden vertroosten met tijdelijken zegen zo hij zich kwam te bekeren; zie boven, Job 5:20-21 , enz., en Job 8:5 , enz. en Job 11:15-16 , enz.
,
▼▼ kinderen Dat is, niet alleen hij, maar ook zijn nakomelingen die door een rechtvaardig oordeel van God verlaten en gestraft worden.
6Doch Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld; zodat ik een trommelslag ben voor ieders aangezicht. ▼▼ Hij heeft Namelijk, God.
,
▼▼ tot Dat is, een straatmare, die van mij overal loopt, uit oorzaak van het verdriet en den smaad waarin ik lig.
,
▼▼ trommelslag Dat is, een algemeen tijdverdrijf en stof van schimp en spotterij.
7Daarom is mijn oog door verdriet verdonkerd, en al mijn ledematen zijn gelijk een schaduw. ▼
,
▼▼ door verdriet Dat is, door de heftige beroering en ontstelling mijns gemoeds.
,
▼▼ ledematen Anders, gedichtselen.
8De oprechten zullen hierover verbaasd zijn, en de onschuldige zal zich tegen den huichelaar opmaken; ▼▼ hierover Te weten, omdat ik, vroom zijnde, nochtans zo vreeslijk gestraft word van God en snodelijk bespot van de mensen.
,
▼
,
▼▼ opmaken; Te weten, om den huichelaar zijn kwaad gevoelen te wederstaan. Want hoewel de vromen zich ontstellen over den welstand der goddelozen en den tegenspoed der godvrezenden, nochtans laten zij niet de huichelaars te wederspreken, die daaruit valse besluiten maken om Gods voorzienigheid te loochenen en de godzaligheid te verachten.
9En de rechtvaardige zal zijn weg vasthouden, en die rein van handen is, zal in sterkte toenemen. ▼
,
▼
,
▼▼ zal in Hebreeuws, zal sterkte toedoen; dat is, in kracht of sterkte toenemen, groeiende meer en meer in het geloof, in de hoop, en hierdoor gewapend zijnde tegen allerlei kruis, verdriet en verachting der mensen.
10Maar toch gij allen, keert weder, en komt nu; want ik vind onder u geen wijze. ▼
,
▼▼ komt nu; Te weten, om naar mijn woorden te luisteren, die u ware en vaste lering zullen voorhouden.
11Mijn dagen zijn voorbijgegaan; uitgerukt zijn mijn gedachten, de bezittingen mijns harten. ▼▼ mijn gedachten, Te weten, die ik had van uit dit lijden weder te mogen opkomen en in mijn vorigen staat hersteld te worden.
,
▼▼ de bezittingen Dat is, welke gedachten mijn hart bezat als iemand zijn erve, waarin hij zich vermaakt.
12Den nacht verstellen zij in den dag; het licht is nabij den ondergang vanwege de duisternis. ▼
,
▼
,
▼▼ is nabij Dat is, kort en haast vergaande.
,
▼ 13Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. ▼▼ Zo ik wacht, Te weten, op de verandering, waardoor ik voor dezen mijn ellendigen stand een zeer gelukzaligen hier beneden krijgen zou; gelijk gijlieden mij wijsmaken wilt. Hij ziet op hetgeen zij hem beloofd hadden van den uiterlijken welstand, dien hij in dit leven genieten zou. Zie boven, Job 8:5 , en Job 11:15-17 .
,
▼▼ het graf Alsof hij zeide: Hoe zou ik hier op aarde nog hopen, gelukkig te zullen wezen; ik verwacht toch hier anders niet dan den dood, en vervolgens het graf voor mijn woning, enz. Vergelijk boven, vs.1.
,
▼ 14Tot de groeve roep ik: Gij zijt mijn vader! Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster! ▼▼ Tot de groeve Dat is, ik zal in het graf en bij het gewormte in het kort wonen; gelijk de kinderen bij hun vader en moeder en andere maagschap plegen te wonen.
15Waar zou dan nu mijn verwachting wezen? Ja, mijn verwachting, wie zal ze aanschouwen? ▼▼ Waar Alsof hij zeide: Nergens. Alzo in het volgende: wie zal mijn verwachting aanschouwen? Niemand; het zijn vergeefse woorden, waarmede gij mij ophoudt.
,
▼▼ verwachting wezen? Dat is, de gelukzaligheid, die ik hier, naar ulieder zeggen, zou te verwachten hebben.
16Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. ▼▼ Zij zullen Te weten, de verwachting en het aanschouwen derzelve; of hij gebruikt het getal van vele om daaronder te begrijpen allerlei hoop en verwachting, die dit tegenwoordige leven aangaat.
,
▼▼ handbomen Dat is, met de baar, waarmede het dode lichaam ter aarde gedragen wordt. Anders, in het graf. Anders, tot de grendelen des grafs; dat is, in de macht en geweld des grafs.
,
▼▼ als er rust Of, aangezien [mijn] rust tezamen in het stof wezen zal; te weten, in het kort, of haastelijk; dat is, aangezien ik in het kort in het graf zal varen, en ik geen rust dan daar hebben zal.
,
▼▼ te zamen Te weten, met andere overleden mensen.
Copyright information for
DutSVVA