Job 18
1Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide: 2Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken. ▼▼ Hoe lang Dat is, hoelang zal het nog zijn, eer gij een einde uwer redenen maakt?
,
▼▼ gijlieden Bildad, naar veler gevoelen, spreekt Job toe in het getal van velen, opdat hij onder zijn persoon mede begrijpt enige omstanders, die hem toegedaan waren en hem in zijn verantwoording voorstonden. Anderen menen dat hij Job en zijn metgezellen Elifaz en Zofar tezamen toespreekt, dezelve allen van twee dingen berispende:I. dat zij het te lang met hun disputeren maakten;II. dat zij niet wel letten op elkanders redenen, eer zij die beantwoordden. Sommigen menen dat hij het alleen op zijn twee vrienden heeft geladen, hen berispende dat zij te veel woorden gebruiken ten Job niet grondiglijk genoeg wederlegden.
,
▼▼ een einde Hebreeuws, den woorden einden stellen zult?
,
▼ 3Waarom worden wij geacht als beesten, en zijn onrein in ulieder ogen? ▼▼ wij geacht Te weten, ik en mijn twee metgezellen.
,
▼
,
▼
,
▼ 4O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats? ▼▼ zijn ziel Hij spreekt van God in den derden persoon, dien hij daarna in den tweeden persoon toespreekt. Zie gelijke verandering van persoon, boven, Job 12:4 , en Job 16:7 , en Job 30:19-20 ; Oba 1:3 . Hij wil zeggen, dat Job door ongeduldigheid zichzelven verzwakte, verdierf en vernielde.
,
▼▼ verwoest De zin is, dat God, om Jobs wil, de orde niet zou veranderen, die Hij altijd in zijn regering en oordelen gehouden had, straffende de bozen en zegenende de vromen, hetwelk niet meer ophouden kon, dan dat de wereld verlaten en de rotsen vervoerd zouden worden.
5Ja, het licht der goddelozen zal uitgeblust worden, en de vonk zijns vuurs zal niet glinsteren. ▼▼ Ja, Alsof hij zeide: Hoezeer dat gij ons tegenspreekt, het is nochtans alzo, dat de goddelozen gestraft worden; en vervolgens, dewijl gij gestraft wordt, zijnde van God uit uw gehele welvaren gruwelijk gesloten, dat zij goddeloos moet zijn.
,
▼▼ het licht Versta, den voorspoed dezes levens, bestaande in eer, macht, rijkdom, gezondheid, weelde en vreugde, die velen hier op aarde hebben. Het woord licht is voor allerlei welstand en vreugde genomen. Zie Est 8:16 ; onder, Job 22:28 , en Job 30:26 , en Job 38:15 ; Psa 97:11 ; Pro 13:9 ; Isa 59:9 , enz. Vergelijk hiermede boven de aantekening op Job 11:17 .
,
▼
,
▼▼ zijns vuurs Te weten, des goddelozen, of een ieder van hen.
6Het licht zal verduisteren in zijn tent, en zijn lamp zal over hem uitgeblust worden. ▼▼ Het licht Zie op vs.5.
,
▼
,
▼ 7De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad zal hem nederwerpen. ▼▼ De treden Dat is, de sterke voorgang van zijn vermogen en tijdelijken welstand zal ingetoomd en verzwakt worden, dat hij niet zo wijd en breed zal kunnen uitspringen om zijn geweld door veel stoutmoedig bedrijf uit te breiden.
,
▼▼ zijn raad Dat is, door zijn eigen onverstand, aanslagen en voornemens zal hij tenonder gaan.
8Want met zijn voeten zal hij in het net geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen. ▼▼ met zijn voeten Anders, door zijn voeten; dat is, door zijn eigen beleid zal hij geraken in het gevaar, hetwelk hem door Gods rechtvaardig oordeel zal toebereid wezen.
,
▼▼ het wargaren Dat is, hij zal geduriglijk in duizend gevaren wezen.
9De strik zal hem bij de verzenen vatten; de struikrover zal hem overweldigen. ▼▼ zal hem Anders, hij zal met de verzenen den strik vatten; dat is, door zijn eigen onvoorzichtigheid zal hij zelf zijn voet in den strik steken en verwarren.
,
▼ 10Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn val op het pad. ▼▼ verborgen, Dat is, door Gods heimelijk en rechtvaardig oordeel bereid, om daarin gevangen te worden en te vergaan.
,
▼▼ zijn val Men meent, dat het woord betekent een instrument, hetwelk op den weg gesteld werd, om daarmede vogelen te vangen.
11De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten. ▼▼ De beroeringen Te weten, der conscientie en andere uitwendige, die God pleegt te gebruiken om de goddelozen te pijnigen.
,
▼▼ verstrooien Dat is, hem brengen op de benen, hem jagende herwaarts en derwaarts door vele gedachten, die hem van binnen het hart doorsteken zullen. Zie Isa 57:20-21 .
12Zijn macht zal hongerig wezen, en het verderf is bereid aan zijn zijde. ▼▼ macht Versta, al hetgeen, waardoor hij enig aanzien en vermogen onder de mensen heeft.
,
▼
,
▼▼ aan zijn zijde Dat is, omtrent en nabij hem.
13De eerstgeborene des doods zal de grendelen zijner huid verteren, zijn grendelen zal hij verteren. ▼▼ eerstgeborene Dat is, een geweldige en schrikkelijke dood; want gelijk de eerstgeborene de overste was zijner broeders, en de meeste macht onder die had, alzo wordt de eerstgeborene des doods gezegd, die in geweld en vreeslijkheid andere doden tebovengaat. Alzo worden van Jesaja genaamd de eerstegeborene der armen die de armste waren, Isa 14:30 , of de duivel, die de macht des doods heeft; Heb 2:14 .
,
▼▼ de grendelen Versta, de benen, waarmede de huid vastgemaakt en het gehele lichaam ondersteund wordt. Anders, lidmaten, of de takken; dat is, de zenuwen en aderen, welke als takken door het gehele lichaam uitgespreid zijn. Het Hebreeuwse woord heeft verscheidene betekenissen.
14Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen. ▼
,
▼
,
▼▼ zulks Of, gij zult hem doen treden, enz. als ene aanspraak tot God.
,
▼▼ den koning Zo wordt genaamd de dood, omdat hij de goddelozen ten hoogste verschrikt. Of, versta, de allermeeste en gruwelijkste verschrikking, gelijk in vs.13 door den eerstgeborene des doods te verstaan is een zeer schrikkelijke dood. Ook kan men hierbij verstaan den duivel, wiens regering vrees en slavernij medebrengt; Heb 2:15 .
15Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid worden. ▼▼ Zij zal wonen Te weten, de verschrikking, of elk ene der verschrikkingen.
,
▼▼ waar zij de zijne niet is Hebreeuws, zonder zijne te zijn; dat is, daar zij hem niet toebehoort, te weten, omdat zij niet gemaakt is met zijn eigen middelen, maar met het goed, dat hij anderen ontnomen had.
,
▼▼ zwavel Dit schijnt een dreigement te zijn van dorheid en onvruchtbaarheid van het land; Deu 29:23 ; Isa 34:9 . Het kan ook zien op de straf, die over Sodom en Gomorra gevallen was, Gen 19:24 , en om Job te meer te bezwaren, schijnt hij te wijzen op hetgeen zijn volk en schapen wedervaren was, verslonden zijnde met vuur uit den hemel; boven, Job 1:16 .
16Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden. ▼▼ Van onder Dat is, hij zal ten enemaal vergaan, gelijk een boom, wiens wortel verdort en wiens takken afgehouwen worden.
,
▼ 17Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten. ▼▼ op de straten Hebreeuws, op het aangezicht der straat; dat is, onder de mensen in het openbaar en in de algemene vergaderingen zal hij niet voor eerlijk en vroom vermaard worden.
18Men zal hem stoten van het licht in de duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen. ▼
,
▼▼ licht Te weten, van dit leven, of uit alle waardigheid, voorspoed, rijkdom en welstand. Zie boven, vs.5.
,
▼ 19Hij zal geen zoon, noch neef hebben onder zijn volk; en niemand zal in zijn woningen overig zijn. ▼▼ neef hebben Of, kindskind.
20Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd zijn, en de ouden met schrik bevangen worden. ▼
,
▼▼ nakomelingen Dat is, die na hem leven zullen.
,
▼▼ de ouden Of, voorgaande; dat is, die voor de nakomelingen geweest waren, en leefden niet alleen als hij nog in zijn weelde was, maar ook daarna, als hij een schrikkelijk einde nam.
,
▼ 21Gewisselijk, zodanige zijn de woningen des verkeerden, en dit is de plaats desgenen die God niet kent. ▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA