Job 2:12

12En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem niet, en hieven hun stem op, en weenden; daartoe scheurden zij een ieder zijn mantel, en strooiden stof op hun hoofden naar den hemel.
 weenden; Hier en in vs.13 worden verhaald vijf tekenen van zeer grote droefheid, die deze vrienden van Job vertoonden , namelijk:I. hun geween;II. de verscheuring van hun kleed;III. de strooiing van het stof op hun hoofden;IV. het nederzitten op de aarde;V. hun stilzwijgen. Zie van gelijke treurige gebaren, Gen 21:16 , en Gen 37:34 ; Jos 7:6 ; 2Sa 12:16-17 ; Est 4:1-2 ,; Isa 47:1 ; Lam 2:10 ; Eze 27:30 .
,
 mantel, Zie boven, Job 1:20 .
,
 naar den hemel Dat is, de aarde en het stof opwaarts werpende, hebben hun hoofden daarmede bestrooid.
Copyright information for DutSVVA