‏ Job 31:7

7Zo mijn gang uit den weg geweken is, en mijn hart mijn ogen nagevolgd is, en aan mijn handen iets aankleeft;
 den weg Dat is, van den regel en het voorschrift des levens, dat ons van God voorgesteld is. Hij spreekt van moedwillige zonden, waarin men voortgaat.
,
 nagevolgd is, Dat is, ongerechtiglijk begeerd heeft dat den ogen aangenaam was en een ander toebehoorde.
,
 iets aankleeft; Te weten, van anderer lieden goed. Anders, een vlek of smet; dat is, enige kwade daad.
Copyright information for DutSVVA