‏ Joel 1:15

15Ach, die dag! want de dag des Heeren is nabij, en zal als een verwoesting komen van den Almachtige.
 Ach, die dag Deze en volgende woorden tot aan het einde van dit hoofdstuk, nemen sommigen als een voorschrift [het volk van God door den profeet voorgesteld] van een boetvaardige weeklacht tot God over de voorgemelde zware straf, in het einde van het voorgaande vers bijvoegende het woord [zeggende;]. Anderen houden het voor woorden van den profeet zelf, die met deze zijne klacht het volk voorgaat, om hen met zijn voorbeeld op te wekken en te bewegen tot hartelijke betrachting van dit oordeel Gods; beide in een goeden zin.
,
 dag des HEEREN Dat is, de bestemde tijd, waarin de Heere zijn volk wil straffen. Alzo in Joe 2:1-2 . Zie Psa 37:13 , en Eze 30:2 .
,
 nabij, Uit deze woorden leiden sommigen af dat de voren beschreven straf nog toekomstig of aanstaande was, verg. Joe 2:1 , enz. Anderen menen dat dit ziet op een ander toekimstig oordeel, dat nog zwaarder zou vallen dan het tegenwoordige, vanwege de ongevoeligheid en onboetvaardigheid van het volk over deze verschrikkelijke plagen der ongedierten en droogte.
,
 Almachtige Die alle macht en genoegzaamheid heeft om wel te doen of te straffen, zulks dat niemand dezen zijnen dag zal kunnen ontgaan, of weren; zie van het Hebr. woord Schaddai, Gen 17:1 , en verg. Isa 13:6 .
Copyright information for DutSVVA