John 1
1In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. ▼ , ▼▼ het Woord, en Grieks ho logos; dat is, het woord, of het zelfstandig woord en de rede; gelijk ook het woordje rede bij ons zo de inwendige rede, of het verstand des mensen, als het uitwendige woord, waarmede de inwendige rede aan anderen verklaard wordt, betekent. Aldus wordt Christus de Zoon Gods genaamd van Johannes, niet alleen hier, maar ook elders, 1Jo 1:1 , 1Jo 5:7 ; Rev 19:13 ; zo omdat Hij is de wijsheid des Vaders en het uitgedrukte beeld zijns persoons, Pro 8:1 , Pro 8:12 , Pro 8:24 ; Col 1:15 ; Heb 1:3 , alsook omdat de Vader door Hem Zijn verborgen raad van onze zaligheid den mensen, zo in het Oude als in het Nieuwe Testament, heeft geopenbaard, vs.18; Heb 1:1 .
,
▼▼ bij God, Namelijk den Vader, als een onderscheiden persoon van den Vader. Zie vs.18.
,
▼ 2Dit was in den beginne bij God. 3Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. ▼▼ gemaakt, en Grieks geworden; dat is geschapen.
,
▼
,
▼▼ geen ding gemaakt, Grieks ook niet een ding.
4In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen. ▼▼ Hetzelve was Namelijk woord.
,
▼
,
▼▼ het Leven was Dat is, het Woord, hetwelk de bewerker des levens is.
,
▼▼ het Licht der mensen Dat is, de auteur en oorsprong van het licht, namelijk van het vernuft en verstand, met hetwelk de mens in de schepping begaafd was.
5En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft hetzelve niet begrepen. ▼▼ het Licht Dat is, datzelfde Woord, hetwelk de mensen verlicht.
,
▼▼ schijnt Dat is, verlicht het verstand des mensen met enige kennis van Gods natuur en dienst, die na den val in den mens nog overgebleven is. Zie hiervan breder Rom 1:19-20 .
,
▼
,
▼▼ de duisternis heeft Dat is, de verdorven mensen hebben dat licht, hetwelk in hen overgebleven was, niet gebruikt om den Zoon Gods, den auteur van dit licht, recht te kennen, dienen en eren; Rom 1:21-22 ; 1Co 1:21 .
6Er was een mens van God gezonden, wiens naam was Johannes. ▼
,
▼ 7Deze kwam tot een getuigenis, om van het Licht te getuigen, opdat zij allen door hem geloven zouden. ▼▼ het Licht te Dat is, van dat eeuwige Woord, waardoor de mensen ook ter zaligheid verlicht worden.
,
▼ 8Hij was het Licht niet, maar was gezonden, opdat hij van het Licht getuigen zou. 9Dit was het waarachtige Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld. ▼▼ verlicht Namelijk met rede en verstand.
,
▼▼ een iegelijk mens, Grieks alle.
,
▼ 10Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend. ▼▼ in de wereld, en Namelijk als een onderhouder en regeerder van alles.
,
▼▼ gemaakt; en Grieks geworden.
,
▼ 11Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. ▼▼ het Zijne, en Of, in Zijn eigen; namelijk land, of volk, dat is, tot het Israëlietische volk, uit hetwelk Hij Zijn menselijke natuur heeft aangenomen, Rom 9:5 , en hetwelk Hij tot Zijn eigendom had verkoren, en tot hetwelk Hij bijzonder gekomen is, niet alleen na Zijne menschwording door de predikatie des Evangelies, maar ook vóór Zijne menschwording door velerlei verschijningen, openbaringen en verlossingen, Deu 7:6 ; Psa 147:19-20 .
,
▼▼ de Zijnen hebben Dat is, het merendeel van die Israëlieten, die tot het uitwendig verbond behoorden, en daarom de Zijnen hier genaamd worden.
,
▼▼ aangenomen Namelijk door een waar geloof.
12Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; ▼▼ macht gegeven Of, recht en waardigheid.
,
▼▼ kinderen Gods Of, dat zij kinderen Gods geworden zijn.
13Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. ▼
,
▼ 14En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond ( en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. ▼
,
▼
,
▼▼ gewoond Grieks een tabernakel gehad; dat is, voor een tijd onder ons gewandeld en verkeerd.
,
▼
,
▼
,
▼▼ vol van genade Zie hiervan vs.17.
15Johannes getuigt van Hem, en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van Welken ik zeide: Die na mij komt, is voor mij geworden, want Hij was eer dan ik. ▼▼ na mij komt, Of, achter mij. Zie ook de aantekeningen vs.27.
,
▼▼ voor mij geworden, Of, voor mij gesteld; dat is, boven mij verheven. Anders, voor mij geweest.
,
▼▼ eer dan ik Grieks eerste; dat is, waardiger dan ik; of voor mij, omdat Hij vanwege Zijn goddelijke natuur van eeuwigheid is.
16En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade. ▼▼ genade voor genade Dat is, de ene genade op de andere in overvloed; of de genade des Nieuwen Testaments voor de genade des Ouden Testaments; of de genade der heerlijkheid voor de genade der rechtvaardigmaking en wedergeboorte.
17Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden. ▼▼ wet is Namelijk der zeden, of der tien geboden, met de bedreiging des eeuwigen vloeks tegen de overtreders, en ook de wet der ceremoniën.
,
▼
,
▼▼ genade en Namelijk der verlossing van den vloed der wet, Rom 10:3-4 ; Gal 3:13 , en der aanneming tot kinderen, Rom 8:15 .
,
▼
,
▼▼ door Jezus Christus Namelijk als den Zoon en Heere van het huis, Heb 3:5-6.
18Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard. ▼▼ gezien; Dat is, gekend; namelijk met een volkomen en naakte kennis Zijns wezens en willens.
,
▼▼ in den schoot Dat is, die eenswezens met den Vader is, van Hem geliefd, en wien derhalve al de geheime wijsheid des Vaders bekend is.
,
▼▼ Hem ons Of, het ons.
,
▼▼ Verklaard Dat is, klaar en volkomen geopenbaard de zaligmakende kennis Gods en Zijns raads, zoveel als ons van God te weten ter zaligheid nodig is.
19En dit is de getuigenis van Johannes, toen de Joden enige priesters en Levieten afzonden van Jeruzalem, opdat zij hem zouden vragen: Wie zijt gij? ▼▼ dit is de getuigenis Of, dat is ook.
20En hij beleed en loochende het niet; en beleed: Ik ben de Christus niet. ▼▼ loochende het niet; Namelijk openlijk en vrijmoedig wie Hij was, gelijk de volgende woorden het te kennen geven.
21En zij vraagden hem: Wat dan? Zijt gij Elias? En hij zeide: Ik ben die niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. ▼
,
▼ 22Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? opdat wij antwoord geven mogen dengenen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelven? 23Hij zeide: Ik ben de stem des roependen in de woestijn: Maakt den weg des Heeren recht, gelijk Jesaja, de profeet, gesproken heeft. ▼ 24En de afgezondenen waren uit de Farizeën; 25En zij vraagden hem en spraken tot hem: Waarom doopt gij dan, zo gij de Christus niet zijt, noch Elias, noch de profeet? ▼▼ Waarom doopt Dat is, uit welke macht en last gebruikt gij deze nieuwe wijze van doen?
26Johannes antwoordde hun, zeggende: Ik doop met water, maar Hij staat midden onder ulieden, Dien gij niet kent; ▼▼ staat midden onder Dit zeide Johannes niet terstond nadat Christus van hem gedoopt was, maar nadat Hij uit de woestijn, waar Hij veertig dagen verzocht was geweest, wedergekomen was, omtrent de plaats waar Johannes doopte.
27Dezelve is het, Die na mij komt, Welke voor mij geworden is, Wien ik niet waardig ben, dat ik Zijn schoenriem zou ontbinden. ▼▼ na mij komt, Of, achter mij; dat is, wiens voorloper ik ben, om Hem den weg te bereiden. Zie vs.15.
,
▼ 28Deze dingen zijn geschied in Bethabara, over de Jordaan, waar Johannes was dopende. ▼▼ Bethábara, Dat is, een huis der overscheping, of een veerhuis.
,
▼ 29Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komende, en zeide: Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt! ▼▼ anderen daags Namelijk nadat Johannes den Farizeën geantwoord had, wie hij was.
,
▼▼ zag Johannes Grieks ziet.
,
▼▼ zeide Zie Grieks zegt.
,
▼
,
▼▼ Gods, Dat de Dat is, van God geordineerd en gesteld.
,
▼
,
▼▼ wegneemt Of, op Zich neemt; namelijk om de straf derzelve te dragen en ons van dezelve te verlossen; Isa 53:11-12 ; 1Pe 2:24 .
30Deze is het, van Welken ik gezegd heb: Na mij komt een Man, Die voor mij geworden is, want Hij was eer dan ik. ▼▼ gezegd heb Zie de verklaring vs.15.
,
▼▼ eer dan ik Grieks eerste. Zie vs.15.
31En ik kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom ben ik gekomen, dopende met het water. ▼▼ kende Hem niet; Namelijk van aangezicht, of volkomenlijk.
32En Johannes getuigde, zeggende: Ik heb den Geest zien nederdalen uit den hemel, gelijk een duif, en bleef op Hem. ▼ 33En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft, om te dopen met water, Die had mij gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met den Heiligen Geest doopt. ▼
,
▼▼ met water, Die Grieks in; gelijk ook vs.31.
,
▼ 34En ik heb gezien, en heb getuigd, dat Deze de Zoon van God is. 35Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen. ▼▼ anderen daags Namelijk zijnde de tweede, nadat Johannes de Farizeën had geantwoord.
36En ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: Ziet, het Lam Gods! 37En die twee discipelen hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus. ▼▼ hoorden hem dat Namelijk alzo dat zij het ook geloofden.
38En Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen: [1:39] Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi! (hetwelk is te zeggen, overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij? ▼▼ Meester Of, leraar.
,
▼▼ woont Gij? Grieks verblijft; dat is, waar logeert of herbergt gij? Zie vs.40.
39[1:40] Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure. ▼ 40[1:41] Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden, en Hem gevolgd waren. 41[1:42] Deze vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messias, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus. ▼▼ zijn broeder Simon, Grieks zijn eigen.
,
▼▼ Christus Dat is, Gezalfde; met welken naam de beloofde Zaligmaker genaamd werd in het Oude Testament, Psa 2:2 ; Dan 9:25-26 ; omdat Hij van God verordineerd is tot onzen enigen en oppersten profeet, koning en priester, waarvan de gezalfde profeten, koningen en priesters in het Oude Testament voorbeelden geweest zijn.
42[1:43] En hij leidde hem tot Jezus. En Jezus, hem aanziende, zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk overgezet wordt Petrus. ▼
,
▼ 43[1:44] Des anderen daags wilde Jezus heengaan naar Galilea, en vond Filippus, en zeide tot hem: Volg Mij. ▼▼ anderen daags Dat is, den derden dag na het antwoord van Johannes op de bezending der Farizeën.
44[1:45] Filippus nu was van Bethsaida, uit de stad van Andreas en Petrus. ▼
,
▼▼ Andreas en Petrus Dat is, uit dezelfde stad van welke Andreas en Petrus waren.
45[1:46] Filippus vond Nathanaël en zeide tot hem: Wij hebben Dien gevonden, van Welken Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten, namelijk Jezus, den zoon van Jozef, van Nazareth. 46[1:47] En Nathanaël zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zeide tot hem: Kom en zie. ▼▼ uit Názareth Dat is, uit zulk een verachte plaats en die in Galilea gelegen was. Zie Joh 7:41-42 .
,
▼▼ zijn? Filippus Dat is, voortkomen.
47[1:48] Jezus zag Nathanaël tot Zich komen, en zeide van hem: Zie, waarlijk een Israëliet, in welken geen bedrog is. ▼▼ Israëliet, Dat is, een oprecht en ongeveinsd man, gelijk de rechte Israëlieten behoren te zijn.
48[1:49] Nathanaël zeide tot Hem: Van waar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer u Filippus riep, daar gij onder den vijgeboom waart, zag Ik u. 49[1:50] Nathanaël antwoordde en zeide tot Hem: Rabbi! Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israëls. 50[1:51] Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgeboom, zo gelooft gij; gij zult grotere dingen zien dan deze. ▼▼ Omdat Ik u Of, gelooft gij omdat Ik u gezegd heb: Ik zag u onder den vijgeboom?
51[1:52] En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des mensen.
Copyright information for
DutSVVA