‏ John 3

1En er was een mens uit de Farizeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden;
 een overste der Dat is, een uit den Raad der Joden. Zie Joh 7:48 , Joh 7:50 .
2Deze kwam des nachts tot Jezus, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is.
 des nachts tot Namelijk uit vrees der Joden, en van uit de synagoge geworpen te worden. Zie Joh 9:22 , en Joh 12:42 , en Joh 19:38 .
3Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
 antwoordde en Namelijk of op de vraag van Nikodemus van het middel om zalig te worden, die hier niet uitgedrukt is; of op zijne begeerte om dit te weten, hoewel hij zulks nog niet had geopenbaard.
,
 wederom Of, van boven, of opnieuw.
,
 geboren worde, Dat is, door den Heiligen Geest van de aangeboren verdorvenheid verlost, en tot een nieuw geestelijk leven vernieuwd worden. Zie Joh 1:13 ; Rom 12:2 .
,
 niet zien Dat is, in hetzelve niet ingaan, gelijk vs.5, dat is, der eeuwige zaligheid niet deelachtig worden. Zie de aantekeningen vs.36.
4Nicodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijner moeders buik ingaan, en geboren worden? 5Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan.
 Voorwaar, voorwaar Grieks Amen, Amen. Zie van dit woord Mat 6:13 .
,
 water en Geest, Dat is, door de kracht des Heiligen Geestes niet gereinigd wordt van de zonde, gelijk de uiterlijke onreinigheden door water afgewassen worden, Eze 36:25 . Zie dergelijke manier van spreken, Mat 3:11 .
6Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest.
 uit het vlees geboren Dat is, natuurlijkerwijze uit den verdorven mens.
,
 vlees; en Dat is, natuurlijk en vleselijk gezind; Gen 6:3 , Gen 6:5 .
,
 geest Dat is, geestelijk gezind; Rom 8:5 .
7Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden.
 wederom geboren worden Of, opnieuw, of van boven; dat is, door de werking des Heiligen Geestes.
8De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is.
 De wind Grieks de geest; dat is de wind, gelijk uit het navolgende blijkt.
,
 blaast, waarheen Of, waait.
,
 geluid; maar Grieks stem.
,
 van waar hij Dat is, vanwaar hij gedreven wordt, waar hij zijn begin heeft, of zijn einde neemt.
,
 alzo is een iegelijk, Dat is, des Geestes werkingen wordt gij wel gewaar, maar hoe het toegaat begrijpt gij niet; Ecc 11:5 .
9Nicodemus antwoordde en zeide tot Hem: Hoe kunnen deze dingen geschieden? 10Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zijt gij een leraar van Israël, en weet gij deze dingen niet?
 deze dingen niet? Namelijk die in de profeten zo dikmaals en zo klaar geleerd worden.
11Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen, wat Wij gezien hebben; en gijlieden neemt Onze getuigenis niet aan.
 Wij spreken, wat Namelijk Johannes en Ik.
,
 gijlieden neemt Namelijk gij oversten en Farizeën; Joh 7:48 .
12Indiën Ik ulieden de aardse dingen gezegd heb, en gij niet gelooft, hoe zult gij geloven, indien Ik ulieden de hemelse zou zeggen?
 de aardse dingen Dat is, de hemelse dingen door gelijkenis van aardse verklaar.
,
 zou zeggen? Dat is, zou voorstellen zonder gelijkenis, gelijk ze in zichzelven zijn.
13En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in den hemel is.
 opgevaren in den Grieks opgeklommen; dat is, met zijn verstand doorgedrongen tot volmaakte kennis der hemelse zaken, aangaande den raad Gods van de zaligheid der mensen, om die den mensen te openbaren; Rom 10:6 .
,
 nedergekomen is, Namelijk toen Hij de menselijke natuur heeft aangenomen, en van den Vader tot een Middelaar in de wereld gezonden is.
,
 Die in de hemel is Namelijk ten aanzien van Zijn Goddelijke natuur, naar welke Hij hemel en aarde vervult; Col 1:17 ; Heb 1:3 .
14En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden;
 verhoogd heeft, Dat is, aan een hogen paal opgehangen, om gezien te worden van allen, die van de vurige slangen gebeten waren, opdat zij genezen zouden worden. Zie Num 21:9 .
,
 verhoogd worden Namelijk aan het kruis, gelijk Hij zelf verklaard heeft; Joh 12:32-33 .
15Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
 verderve, maar Of, verloren ga.
16Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
 de wereld gehad, Dat is, niet alleen de Joden, maar ook de heidenen in de ganse wereld verstrooid; Joh 11:51-52 ; 1Jo 2:2 . Van deze liefde Gods, zie breder Rom 5:6 , Rom 5:8 , en Rom 8:32 .
17Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden.
 veroordelen zou, Grieks oordelen; dat is veroordelen of verdoemen.
,
 de wereld door Hem Dat is, die uit de wereld in Hem zullen geloven, zowel heidenen als Joden.
18Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God.
 alrede veroordeeld, Namelijk in het gericht Gods, volgens de bedreiging der wet, als die de oorzaak der verdoemenis in zichzelven heeft.
19En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos.
 het oordeel, dat Dat is, de verdoemenis, of, de oorzaak der verdoemenis.
,
 het licht in Dat is, Christus en Zijn Evangelie.
20Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijn werken niet bestraft worden.
 bestraft worden Dat is, ontdekt worden, en hij van dezelve overtuigd.
21Maar die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn.
 die de waarheid Dat is, die oprecht handelt.
,
 in God gedaan zijn Grieks in Gode gewrocht zijn; dat is, als in Gods tegenwoordigheid en naar Zijnen wil.
22Na dezen kwam Jezus en Zijn discipelen in het land van Judea, en onthield Zich aldaar met hen, en doopte.
 in het land van Dat is, buiten Jeruzalem, in de landpalen van Judea.
,
 doopte Namelijk door Zijne discipelen. Zie Joh 4:2 .
23En Johannes doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren waren; en zij kwamen daar, en werden gedoopt.
 Salim, Eene plaats in den stam van Benjamin, waarvan zie 1Sa 9:4 .
,
 wateren waren; Dat is, beken, of riviertjes, of veel water. Omdat degenen, die van Johannes gedoopt werden, met hun gehele lichamen in het water gingen. Zie Mat 3:16 ; Act 8:38 .
24Want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen. 25Er rees dan een vraag van enigen uit de discipelen van Johannes met de Joden over de reiniging.
 vraag van enigen Of, geschil.
,
 over de reiniging Namelijk over de vergelijking van de waardigheid van den doop van Johannes met de Joodse reinigingen; of van den doop van Johannes met den doop der discipelen van Christus.
26En zij kwamen tot Johannes, en zeiden tot hem: Rabbi, Die met u was over de Jordaan, Welken gij getuigenis gaaft, zie, Die doopt, en zij komen allen tot Hem.
 zij kwamen tot Johannes, Namelijk de discipelen van Johannes.
,
 over de Jordaan, Of, aan de Jordaan; namelijk te Bethabara, Joh 1:28 .
,
 komen allen tot Hem Dat is, zij komen met grote menigte.
27Johannes antwoordde en zeide: Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven zij.
 kan geen ding Dat is, geen ambt wettelijk en met behoorlijken voortgang en vrucht bedienen. Of, iets, namelijk goeds, ontvangen; Heb 5:4 ; Jam 1:17 .
,
 uit de hemel Dat is, van God. Zie Mat 21:25 .
28Gijzelven zijt mijn getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Christus niet; maar dat ik voor Hem heen uitgezonden ben. 29Die de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden.
 de vriend des Dat is, ik die de vriend en getrouwe dienaar des bruidegoms ben, de bruid dat is de gemeente, tot Christus haren bruidegom, gebracht heb, die haar nu zelf ontvangt en aanspreekt. Zie 2Co 11:2 ; Eph 5:25 .
,
 de stem des bruidegoms Wanneer hij zijne bruid ontvangt en aanspreekt.
30Hij moet wassen, maar ik minder worden. 31Die van boven komt, is boven allen; die uit de aarde is voortgekomen, die is uit de aarde, en spreekt uit de aarde. Die uit den hemel komt, is boven allen.
 van boven komt, Dat is, uit den hemel, als waarachtig God, gelijk in de volgende woorden verklaard wordt.
,
 uit de aarde is Dat is, die een bloot mens is, natuurlijkerwijze gesproken, spreekt als een bloot mens, hoewel Hij met Gods Geest begaafd is.
32En hetgeen Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij; en Zijn getuigenis neemt niemand aan.
 hetgeen Hij gezien Dat is, waarvan Hij uit zichzelven volkomen en zekere kennis heeft.
,
 niemand aan Dat is, zeer weinige, en bijna niemand, in vergelijking van de grote menigte dergenen, die het verwerpen, gelijk uit vs.33 blijkt.
33Die Zijn getuigenis aangenomen heeft, die heeft verzegeld, dat God waarachtig is.
 verzegeld, dat Dat is, door zijn geloof betuigd en bevestigd dat hij houdt, dat de beloften Gods waarachtig zijn.
34Want Dien God gezonden heeft, Die spreekt de woorden Gods; want God geeft Hem den Geest niet met mate.
 met mate Grieks uit mate; dat is, niet ten dele, gelijk Zijne dienaren, maar met alle volheid. Zie Psa 45:8 ; Joh 1:16 .
35De Vader heeft den Zoon lief, en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven.
 in Zijn hand Dat is, Zijne macht onderworpen. Zie Mat 28:18 .
36Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.
 ongehoorzaam is, Dat is, die naar zijn bevel in Hem niet gelooft, Rom 1:5 .
,
 niet zien, maar Dat is, niet genieten, Psa 34:13 .
Copyright information for DutSVVA