Joshua 3:15-16

15En als zij, die de ark droegen, tot aan de Jordaan gekomen waren, en de voeten der priesteren, dragende de ark, ingedoopt waren in het uiterste van het water (de Jordaan nu was vol al de dagen des oogstes aan al haar oevers);
 (de Jordaan nu was vol Dat is, zij pleegt op dezen tijd vol te zijn, dat is, haar natuur, en zo was het ook in dezen tijd.
,
 aan al haar oevers); Anders, boven; alzo onder, Jos 4:18.
16Zo stonden de wateren, die van boven afkwamen; zij rezen op een hoop, zeer verre van de stad Adam af, die ter zijde van Sarthan ligt; en die naar de zee des vlakken velds, te weten de Zoutzee, afliepen, vergingen, zij werden afgesneden. Toen trok het volk over, tegenover Jericho.
 Adam af, Deze stad wordt in sommige kaarten gesteld aan de oostzijde van de Jordaan, tegenover GilGal.
,
 Sarthan ligt Een plaats, gelegen zuidwaarts van Adam aan de oostzijde van de Jordaan. Zie van twee andere Zarthans 1Ki 4:12, en 1Ki 7:46.
,
 Zoutzee, Hebreeuws, de zee des zouts. Zie Gen 14:3.
,
 zij werden afgesneden Hij wil te verstaan geven dat de onderste wateren met een snellen vloed terstond zijn afgelopen en verzwolgen in de Zoutzee, opdat het volk Gods droogvoets op den grond der rivier gaan zou.
Copyright information for DutSVVA