Judges 14:14

14En hij zeide tot hen: Spijze ging uit van den eter, en zoetigheid ging uit van den sterke. En zij konden dat raadsel in drie dagen niet verklaren.
 Spijze ging uit Of, om de aardigheid van het raadsel en der Hebreeuwse spraak wat nader te komen, aldus: Eten [gelijk wij zeggen: breng het eten, dat is, de spijs, op de tafel] ging uit, of, kwam voort van den eter, en zoet kwam voort van den zuren, of, scherpen. Het Hebreeuwse woord betekent niet alleen sterk, maar ook hard, wreed, scherp, enzovoorts, zuur, gelijk wij van zeer zuren azijn zeggen dat hij zeer sterk is. En een zuur gelaat, gezicht, voor een zuur, wreed, sterk gelaat, of gezicht.
,
 eter, Van dengene, die geen spijs placht van zich te geven, maar zelf alles te verslinden, te weten de leeuw.
,
 zoetigheid ging uit van den sterke Te weten, honig.
Copyright information for DutSVVA