Lamentations 2
1Aleph
. Hoe heeft de Heere de dochter Sions in Zijn toorn bewolkt? Hij heeft de heerlijkheid van Israël van den hemel op de aarde nedergeworpen; en Hij heeft aan de voetbank Zijner voeten niet gedacht in den dag Zijns toorns. ▼ , ▼ , ▼▼ in Zijn toorn Zijnde over haar onstoken vanwege hare zonden en menigvuldige overtredingen.
,
▼▼ bewolkt? Of, met ene wolk bedekt; de zin is: In de plaats, waar God de Heere eertijds zijn volk met een dikke wolk ten goede bedekt heeft, daar bedekt Hij hen nu met een dikke wolk van menigerlei ellende.
,
▼▼ heerlijkheid Israëls Dat is, den heerlijken staat, waarin Hij zijn volk geplant had. Of versta hier door de heerlijkheid van Israël de ark des verbonds; gelijk 1Sa 4:21-22 .
,
▼▼ van den hemel op de aarde nedergeworpen; Dat is, van den hoogsten trap der voortreffelijke heerlijkheid tot den nederigsten stand der ellende; vergelijk Oba 1:4 ; Psa 102:11 ; Mat 11:23 .
,
▼
,
▼▼ in den dag Zijns toorns Te weten als Hij in zijn toorn Jeruzalem door de Chaldeën heeft laten verdelgen.
2Beth
. De Heere heeft al de woningen Jakobs verslonden, en heeft ze niet verschoond; Hij heeft de vastigheden der dochter van Juda afgebroken in Zijn verbolgenheid, Hij heeft gemaakt, dat zij de aarde raken; Hij heeft het koninkrijk en deszelfs vorsten ontheiligd. ▼▼ al de woningen Jakobs Dat is, al de schone behuizingen, waarin Hij zijn volk, te weten de nakomelingen van Jakob, geplaatst had.
,
▼▼ verslonden, Dat is, schielijk te schande gemaakt, zodat zij schijnen opgeslokt of verslonden te zijn.
,
▼
,
▼▼ der dochter van Juda Dat is, de nakomelingen van Jakob.
,
▼▼ in Zijn verbolgenheid, Ontstoken zijnde over zijn volk vanwege hun menigvuldige overtredingen.
,
▼ 3Gimel
. Hij heeft, in ontsteking des toorns, den gehelen hoorn Israëls afgehouwen; Hij heeft Zijn rechterhand achterwaarts getrokken, toen de vijand kwam, en Hij is tegen Jakob ontstoken als een vlammend vuur, dat rondom verteert. ▼ , ▼ , ▼▼ Hij heeft Zijn rechterhand Dat is, Hij heeft ons zijne macht, bijstand en gunstige hulp onttrokken.
,
▼▼ toen de vijand kwam, Hebreeuws, van, of voor het aangezicht des vijands. De zin is dat Hij de Israëlieten niet helpen wilde toen zij voor den vijand vluchtten.
,
▼▼ tegen Jakob ontstoken Tegen de nakomelingen van Jakob, doch inzonderheid tegen den stam van Juda.
4Daleth
. Hij heeft Zijn boog gespannen als een vijand; Hij heeft zich met Zijn rechterhand gesteld als een tegenpartijder, dat Hij doodde al de begeerlijke dingen der ogen; Hij heeft Zijn grimmigheid in de tent der dochter Sions uitgestort als een vuur. ▼ , ▼▼ als een vijand; De zin is: De Heere maakt zijne wapenen nog vaardig om ons nog meer te bederven, gelijk de vijanden doen, die elkander zoeken te beschadigen.
,
▼▼ gesteld Te weten tegen Zion.
,
▼
,
▼▼ in de tent der dochter Sions Dat is, in het midden van zijn volk, of in de stad Jeruzalem.
,
▼ 5He
. De Heere is geworden als een vijand; Hij heeft Israël verslonden, Hij heeft al haar paleizen verslonden. Hij heeft deszelfs vastigheden verdorven; en Hij heeft bij de dochter van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd. ▼▼ De Heere is geworden als een vijand; Den mensen kan men enigszins tegenstand doen, maar Gode geenszins.
,
▼▼ verslonden, Zie vs.2.
,
▼▼ haar paleizen Te weten van dochter Zions, dat is Jeruzalem.
,
▼▼ deszelfs vastigheden verdorven; Te weten Israëls. De zin is: De Heere heeft al de sterkten en forteressen verwoest, die gebouwd waren tot bescherming der Israëlieten.
,
▼ 6Vau
. En Hij heeft Zijn hut met geweld afgerukt, als een hof, Hij heeft Zijn vergaderplaats verdorven; de Heere heeft in Sion doen vergeten den hoogtijd en den sabbat, en Hij heeft in de gramschap Zijns toorns den koning en den priester smadelijk verworpen. ▼ , ▼ , ▼▼ Zijn vergaderplaats Of de plaats zijner samenkomst, waar zijn volk placht te vergaderen om den godsdienst te oefenen; te weten den tempel en de synagogen.
,
▼▼ den hoogtijd en den sabbat, Dat is, het houden van de gewone feesten alle jaren en den sabbat alle week.
,
▼▼ den koning en den priester Dat is, de regeerders van landen en steden, alsook de leraars der kerk. De zin is: Hij heeft zo den kerkelijken als den burgerlijken staat het onderst boven gekeerd.
7Zain
. De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft Zijn heiligdom te niet gedaan, Hij heeft de muren harer paleizen in des vijands hand overgegeven; zij hebben in het huis des Heeren een stem verheven als op den dag eens gezetten hoogtijds. ▼▼ Zijn heiligdom Dat is zijnen tempel.
,
▼
,
▼▼ harer paleizen Te weten van de dochter van Zion; dat is Jeruzalem.
,
▼▼ overgegeven; Of, besloten.
,
▼▼ zij hebben in het huis des HEEREN Te weten hare vijanden, en met name de Chaldeën, toen zij de stad en den tempel hadden ingenomen en verwoest, hebben met groten triomf gejuicht, geschreeuwd en geroepen, even gelijk het volk Gods placht te doen op de feestdagen, inzonderheid op de hoge feestdagen, den Heere met vreugdegezang in den tempel lovende; zie Psa 74:4 .
,
▼▼ verheven Hebreeuws, gegeven.
8Cheth
. De Heere heeft gedacht te verderven den muur der dochter Sions; Hij heeft het richtsnoer daarover getogen, Hij heeft Zijn hand niet afgewend, dat Hij ze niet verslonde; en Hij heeft den voormuur en den muur te zamen treurig gemaakt, zij zijn verzwakt. ▼▼ heeft gedacht Dat is, Hij heeft besloten en verordineerd.
,
▼▼ den muur der dochter Sions; Dat is, de bescherming van Jeruzalem.
,
▼
,
▼▼ niet afgewend, Dat is, niet teruggetogen.
,
▼▼ dat Hij ze niet verslonde; Dat is, Hij heeft niet opgehouden totdat Hij hen ten enenmale verwoest heeft.
,
▼
,
▼▼ treurig gemaakt, Dat is, Hij heeft zelfs den gevoellozen creaturen oorzaak van treuren gegeven.
,
▼▼ verzwakt Te weten, door een geweldig verderf. Anders: verwoest, geruïneerd.
9Teth
. Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij heeft haar grendelen verdorven en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; er is geen wet; haar profeten vinden ook geen gezicht van den Heere. ▼▼ in de aarde verzonken; Alzo dat de vijanden een vrijen pas daardoor gekregen hebben om in de stad te komen.
,
▼▼ haar grendelen Dat is, alle sterkten en sloten, zodat zij nu geen geweld kunnen tegenstaan.
,
▼▼ haar koning en haar vorsten Dat is, zij moeten nu leven en verkeren onder de volken, die den waren godsdienst vijand zijn.
,
▼▼ er is geen wet; Anders: de wet is niet meer; dat is, zij hebben geen gewone oefening hunner religie, door den dienst der priesters en Levieten; want van de profeten wordt straks gesproken.
,
▼ 10Jod
. De oudsten der dochter Sions zitten op de aarde, zij zwijgen stil, zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem laten haar hoofd ter aarde hangen. ▼▼ De oudsten Dat is, de wijste en statigste onder het volk, die wel eertijds op koetswagens of schone paarden door de stad en over het land plachten te rijden en te reizen.
,
▼▼ zwijgen stil, Als verbaasd en versuft zijnde vanwege hun grote ellende.
,
▼
,
▼
,
▼ 11Caph
. Mijn ogen zijn verteerd door tranen, mijn ingewand wordt beroerd; mijn lever is ter aarde uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kind en de zuigeling op de straten der stad in onmacht zinken; ▼ , ▼ , ▼ , ▼ , ▼ 12Lamed
. Als zij tot hun moeders zeggen: Waar is koren en wijn, als zij op de straten der stad in onmacht zinken, als de verslagenen; als zich hun ziel uitschudt in den schoot hunner moeders. ▼▼ zij tot hun moeders zeggen Te weten de kleine kinderen.
,
▼▼ koren Dat is brood, noodwendig voedsel.
,
▼▼ wijn, Om ons in onze zwakheid te verkwikken.
,
▼▼ als zich hun ziel uitschudt De zin is: Als zij hun leven weder overgeven aan hunne moeders, overmits die hun geen voedsel geven om hen in het leven te behouden.
13Mem
. Wat getuigen zal ik u brengen , wat zal ik bij u vergelijken, gij dochter Jeruzalems? Wat zal ik bij u vergelijken, dat ik u trooste, gij jonkvrouw, dochter Sions, want uw breuk is zo groot als de zee, wie kan u helen? ▼▼ Wat getuigen Of, wat getuigenis; alsof hij zeide: Welk een voorbeeld zal ik u voor ogen zetten, door hetwelk ik u zou mogen troosten? Ik vind nergens een volk, dat ooit zo hard is gestraft geworden als gij gestraft wordt. Anderen nemen het in dezen zin: Wat zal ik nemen om te getuigen dat gij geen grote redenen hebt om dus te roepen en te tieren. Zie de aantekening Isa 51:19 .
,
▼▼ bij u vergelijken, Te weten in deze uwe ellende.
,
▼▼ gij dochter Jeruzalems? Dat is, gij volk Gods.
,
▼▼ uw breuk Dat is, uwe ellenden zijn breed, diep, krachtig en schier onbegrijpelijk, gelijk de scheuren of inbreuken, die de zee maakt; gij zijt zulk een spiegel van Gods hevigen toorn als er nog nooit tevoren in de wereld geweest is.
,
▼▼ wie kan u helen? Welke middelen zijn er in de wereld te vinden om u te redden? Naar het oordeel van een ieder is uw staat hopeloos, daar is geen helpen meer aan.
14Nun
. Uw profeten hebben u ijdelheid en ongerijmdheid gezien, en zij hebben u uw ongerechtigheid niet geopenbaard, om uw gevangenis af te wenden, maar zij hebben voor u gezien ijdele lasten en uitstotingen. ▼▼ profeten Versta dit van de valse profeten, die de boze Joden zichzelven verkoren hadden, of die zichzelven uitgaven voor leidslieden of stuurlieden en onderwijzers, maar niet van God gezonden, noch de rechte profeten zijnde; zie Jer 2:8 , en Jer 5:31 , en Jer 14:14 , en Jer 23:16 , en Jer 27:10 , en Jer 29:8-9 ; Eze 13:2 .
,
▼▼ ijdelheid Dat is, zodanige dingen, die ganselijk niet strekten ten goede, noch tot godzaligheid; als bij voorbeeld: zij hebben u den vrede en aller dingen overvloed verkondigd, als God het tegendeel dreigde. Zie Jer 28:2-3 , Jer 28:15 , en Jer 29:8 .
,
▼
,
▼▼ gezien, Dat is geprofeteerd. Want profetieën zijn goddelijke gezichten den profeten geopenbaard.
,
▼▼ zij hebben u uw ongerechtigheid niet geopenbaard, Dat is, zij hebben u uwe zonden en overtredingen niet oprechtelijk voorgedragen, om u in uwe conscientie te overtuigen.
,
▼▼ om uw gevangenis Dat is, dat zij u daardoor tot oprecht berouw en leedwezen zouden gebracht hebben, om alzo de oordelen Gods voor te komen.
,
▼▼ zij hebben voor u gezien Dat is, zij hebben u, als in Gods naam, geleerd dingen, die vals en nergens toe nut en oorbaarlijk waren.
,
▼
,
▼▼ uitstotingen De zin is: Naar welke te luisteren de gereedste weg was om u uit uw land te brengen. Want dwalingen te leren en te geloven is de fontein van al de zonden, om welker wil God gemeenlijk de kinderen der mensen straft.
15Samech
. Allen, die over weg gaan, klappen met de handen over u, zij fluiten en schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems, zeggende: Is dit die stad, waar men van zeide, dat zij volkomen van schoonheid was, een vreugde der ganse aarde? ▼▼ Allen, Te weten van welken staat of stand zij zijn, doch versta die, welke vreemd zijn van de ware religie.
,
▼
,
▼
,
▼▼ waarvan men zeide, Dat is, die men noemde de volmaakte in schoonheid.
,
▼ 16Pe
. Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij hebben hem gevonden, wij hebben hem gezien. ▼ , ▼▼ knersen met de tanden, Of, zij bijten op de tanden.
,
▼▼ Wij hebben haar verslonden; Dat is, wij hebben hen nu tot zulk een staat gebracht, dat zij niet weder opstaan zullen.
,
▼▼ dit is immers de dag, De zin is: Wij hebben lang gewenst dezen dag te zien, dien wij nu zien en beleven.
,
▼▼ wij hebben hem gezien Of, wij zien [hem nu], te weten met lust en met vreugde.
17Ain
. De Heere heeft gedaan, wat Hij gedacht had, Hij heeft Zijn woord vervuld, dat Hij bevolen had van oude dagen; Hij heeft afgebroken en niet gespaard; en Hij heeft den vijand over u verblijd, Hij heeft den hoorn uwer tegenpartijders verhoogd. ▼ , ▼ , ▼ , ▼ , ▼▼ Hij heeft den vijand Hem gevende macht en overwinning over u.
,
▼▼ Hij heeft den hoorn Dat is, Hij heeft dengenen, die u haten, grote sterkte en macht gegeven. Zie van het woord horen, boven vs.3.
18Tsade
. Hun hart schreeuwde tot den Heere: O gij muur der dochter Sions, laat dag en nacht tranen afvlieten als een beek; geef uzelve geen rust, uw oogappel houde niet op! ▼ , ▼▼ O gij muur der dochter Sions, Dit zijn woorden van den profeet, alsof hij zeide: O gij volk, woonachtig binnen de muren van Zion, of Jeruzalem, op welke zich Juda, als op een sterken muur, verlaten heeft.
,
▼
,
▼
,
▼▼ houde niet op Te weten van tranen uit te storten.
19Koph
. Maak u op, maak geschrei des nachts in het begin der nachtwaken, stort uw hart uit voor het aangezicht des Heeren als water; hef uw handen tot Hem op voor de ziel uwer kinderkens, die in onmacht gevallen zijn van honger, vooraan op alle straten. ▼▼ Maak u op, Een gebod aan de godzaligen tot bidden.
,
▼▼ maak geschrei des nachts Dat is, klaag den Heere openlijk en vrijmoediglijk uwen nood.
,
▼▼ in het begin der nachtwaken, Hebreeuws, aan het hoofd der [nacht] wachten ; dat is, te dien tijde als de nacht begint.
,
▼
,
▼▼ uw hart uit Dat is, al de zwarigheid, die gij in uw hart hebt.
,
▼▼ handen tot Hem op Hebreeuws, palmen. Alzo vs.20, 22.
,
▼
,
▼▼ die in onmacht gevallen zijn van honger, Of, die versmacht zijn.
,
▼ 20Resch
. Zie, Heere, aanschouw toch, aan wien Gij alzo gedaan hebt; zullen dan de vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, die men op de handen draagt? Zullen dan de profeet en de priester in het heiligdom des Heeren gedood worden? ▼ , ▼ , ▼ , ▼▼ in het heiligdom des Heeren gedood worden? Dat is, in den tempel, in die plaats, Heere, die Gij zelf tot een heilig gebruik verordineerd hebt.
21Schin
. De jongen en de ouden liggen op de aarde op de straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood, Gij hebt ze geslacht en niet verschoond. ▼▼ mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen Die zelfs de wrede soldaten plachten te verschonen.
,
▼▼ zijn door het zwaard gevallen; Zijn wredelijk omgebracht.
,
▼▼ Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood, Gij, o Heere, in uw rechtvaardigen toorn.
22Thau
. Gij hebt mijn verschrikkingen van rondom geroepen, als tot een dag eens gezetten hoogtijds; en er is niemand aan den dag des toorns des Heeren ontkomen of overgebleven; die ik op de handen gedragen en opgetogen heb, die heeft mijn vijand omgebracht. ▼▼ mijn verschrikkingen Dat is, al hetgeen mij mocht verschrikken.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA