Leviticus 11:3

3Al wat onder de beesten den klauw verdeelt, en de kloof der klauwen in tweeën klieft, en herkauwt, dat zult gij eten.
 den klauw verdeelt, Dat is, welker hoef, of schoe, of nagel verdeeld is, hetwelk zo niet is in de klauwen der paarden, ezels, enz.
,
 de kloof der klauwen in tweeën klieft, Dat is, alzo verdeeld, dat zij de klauwen niet in velen gelijk in de honden, katten, enz. te zien is, maar in tweeën gespleten hebben, gelijk in de ossen, koeien, schapen, enz.
,
 herkauwt, Hebreeuws, het gekauwde weder ophaalt, en zo in het volgende. Versta, het gedierte, dat opnieuw kauwt hetgeen het gekauwd en ingeslikt had, gelijk wij zien dat de ossen, koeien en schapen doen wanneer zij nedergezeten zijn. Drie conditiën of eigenschappen worden in deze reine dieren vereist:I. de verdeling der klauwen;II. de klieving in tweeën;III. de herkauwing. De onderscheiding der twee eerste conditiën is af te leiden niet alleen uit dit en vs.7, maar voornamelijk uit Lev 7:26.
,
 zult gij eten Dat is, dat moogt gij eten.
Copyright information for DutSVVA