Leviticus 16:8
8En Aäron zal de loten over die twee bokken werpen: een lot voor den Heere, en een lot voor den weggaanden bok. ▼▼ werpen Hebreeuws, geven; te weten, om te vernemen welke de Heere wilde geslacht hebben ten zondoffer, en welken men in de woestijn of in het veld zou uitlaten.
,
▼▼ weggaanden bok Hebreeuws, Azazel. Dit woord komt [naar het gevoelen van de meesten] van twee woorden, waarvan een betekent een geit, het andere weggaan. Het schijnt zoveel te beduiden als: de levende bok, die losgelaten werd, om weg te gaan, of, de plaats, waarheen hij weggelaten wordt. Zie dit woord ook onder, vs.10, 26.
Copyright information for
DutSVVA