Leviticus 5:2-3

2Of wanneer een mens enig onrein ding zal aangeroerd hebben, hetzij het dode aas van een wild onrein gedierte, of het dode aas van onrein vee, of het dode aas van onrein kruipend gedierte; al is het voor hem verborgen geweest, nochtans is hij onrein en schuldig.
 onrein ding zal aangeroerd hebben, Versta dit van de ceremoniëele onreinheid; zie breder daarvan onder, Lev. 11, en Deut. 14.
,
 kruipend gedierte; Zie Gen 1:20.
,
 verborgen geweest, Zodat hij niet geweten heeft dat hij die aangeroerd had.
3Of als hij zal aangeroerd hebben de onreinigheid van een mens, naar al zijn onreinigheid, waarmede hij onrein wordt; en het is voor hem verborgen geweest, en hij is het gewaar geworden, zo is hij schuldig.
 naar al zijn onreinigheid, Dat is, in enige soort der onreinheid, waardoor een mens naar de wet der ceremoniën onrein worden Kon. Zie van de algemene soorten dezer onreinheid, onder Lev. 11,.Lev. 12, Lev. 13, Lev. 15, Lev. 17.
,
 is het gewaar geworden, Hebreeuws heeft het geweten. Alzo vs.4.
Copyright information for DutSVVA