‏ Leviticus 7

1Dit is nu de wet des schuldoffers; het is een heiligheid der heiligheden.
 des schuldoffers; Zie boven, Lev 5:6.
,
 heiligheid der heiligheden Zie boven, Lev 2:3.
2In de plaats, waar zij het brandoffer slachten, zullen zij het schuldoffer slachten; en men zal deszelfs bloed rondom op het altaar sprengen.
 In de plaats, Zie van deze plaats boven, Lev 1:3.
,
 zij het Namelijk, de priesters.
,
 brandoffer slachten, Zie van dit offer boven, Lev 6:9.
,
 en zal deszelfs bloed rondom op het altaar sprengen Hetwelk door een der priesters geschieden moest. Zie boven, Lev 1:5.
3En daarvan zal men al zijn vet offeren, den staart, en het vet, dat het ingewand bedekt; 4Ook de beide nieren, en het vet, dat daaraan is, dat op de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal men afnemen.
 met de nieren, Zie boven, Lev 3:4.
5En de priester zal die aansteken op het altaar, ten vuuroffer den Heere; het is een schuldoffer. 6Al wat mannelijk is onder de priesteren zal dat eten; in de heilige plaats zal het gegeten worden; het is een heiligheid der heiligheden.
 in de heilige plaats zal het gegeten worden; Zie boven, Lev 6:16.
7Gelijk het zondoffer, alzo zal ook het schuldoffer zijn; enerlei wet zal voor dezelve zijn; het zal des priesters zijn, die daarmede verzoening gedaan zal hebben.
 het zal des priesters zijn, Te weten, het offer.
,
 gedaan zal hebben Namelijk, bedienende deze ceremonie die de verzoening betekende, en wees op den Messias, die haar verwerven zou. Zie boven, Lev 1:4.
8Ook de priester, die iemands brandoffer offert, die priester zal de huid des brandoffers hebben, dat hij geofferd heeft. 9Daartoe al het spijsoffer, dat in den oven gebakken wordt, met al wat in den ketel en in den pan bereid wordt, zal des priesters zijn, die dat offert. 10Ook alle spijsoffer met olie gemengd, of droog, zal voor alle zonen van Aäron zijn, voor den enen als voor den anderen.
 droog, Dat is, zonder olie of drankoffer, gelijk de spijsoffers voor de zonde waren, boven, Lev 5:11 en de ijveroffers; Num 5:15.
,
 voor den enen als voor den anderen Hebreeuws, des mans als zijns broeders.
11Dit is nu de wet des dankoffers, dat men den Heere offeren zal.
 des dankoffers, Zie boven, Lev 3:1.
12Indiën hij dat tot een lof offer offert, zo zal hij, nevens het lofoffer, ongezuurde koeken met olie gemengd, en ongezuurde vladen met olie bestreken, offeren; en zullen die koeken met olie gemengd van geroost meelbloem zijn.
 lof offer offert, Of, bekenoffer; waardoor men de weldaden, van God ontvangen, met ootmoed en eerbied openlijk bekende en prees, en God voor deze dankte. Zie van dit offer ook onder, Lev 22:29; 2Ch 29:31, en 2Ch 33:16; Psa 50:14.
,
 geroost meelbloem zijn Zie boven, Lev 6:21.
13Benevens de koeken zal hij tot zijn offerande gedesemd brood offeren, met het lofoffer zijns dankoffers. 14En een daarvan uit de ganse offerande zal hij den Heere ten hefoffer offeren; het zal voor den priester zijn, die het bloed des dankoffers sprengt.
 een daarvan Te weten, een van de gedesemde broden, in vs.13 vermeld.
,
 hefoffer offeren; Versta, ene offerande, die in het offeren door den priester omhoog geheven werd. Zie van dezelve ook onder, vs.32; Exo 29:27-28, en vergelijk hiermede onder de aantekeningen op vs.30.
,
 het zal voor den priester zijn, Te weten, het hefoffer.
15Maar het vlees van het lofoffer zijns dankoffers zal op den dag van deszelfs offerande gegeten worden; daarvan zal men niet tot den morgen overlaten.
 van deszelfs offerande gegeten worden; Dat is, wanneer de offerande geschieden zal.
16En zo het slachtoffer zijner offerande een gelofte, of vrijwillig offer is, dat zal ten dage als hij zijn offer offeren zal, gegeten worden, en het overgeblevene daarvan zal ook des anderen daags gegeten worden.
 gelofte, Versta, een godsdienstige belofte, den Heere vrijwilliglijk gedaan van hetgeen voor hem geoorloofd en in onze macht is, ter ere Gods en tot bewijs van dankbaarheid. Vergelijk Num 30:2.
,
 vrijwillig offer is, Dat is, hetwelk iemand, niet genoodzaakt zijnde door enige wet, uit enkele mildheid zijns harten den Heere opofferde. Zie van zulk een offer ook onder, Lev 22:23; Eze 46:12.
17Wat nog van het vlees des slachtoffers overgebleven is, zal op den derden dag met vuur verbrand worden; 18Want zo enigszins van dat vlees zijns dankoffers op den derden dag gegeten wordt, die dat geofferd heeft, zal niet aangenaam zijn; het zal hem niet toegerekend worden, het zal een afgrijselijk ding zijn; en de ziel, die daarvan eet, zal haar ongerechtigheid dragen.
 enigszins van dat vlees Hebreeuws, etende gegeten werd.
,
 aangenaam zijn; Te weten, voor den Heere.
,
 toegerekend worden, Voor een aangenaam dankoffer.
,
 een afgrijselijk ding zijn; Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk wat door oudheid van kwaden reuk en kleur geworden is.
,
 de ziel, Dat is, mens; alzo in het volgende.
,
 haar ongerechtigheid dragen Zie boven, Lev 5:1.
19En het vlees, dat iets onreins aangeroerd zal hebben, zal niet gegeten worden; met vuur zal het verbrand worden; maar aangaande het andere vlees, dat vlees zal een ieder, die rein is, mogen eten.
 het vlees, Van het dankoffer, zie vs.18, 20.
,
 aangaande het andere vlees, Te weten, wat nog overgebleven is en niets onreins aangeroerd heeft.
,
 een ieder, die rein is, Te weten, van de priesters en van degenen, die de offerande brengen om geofferd te worden.
20Doch als een ziel het vlees van het dankoffer, hetwelk des Heeren is, gegeten zal hebben, en haar onreinigheid aan haar is, zo zal die ziel uit haar volken uitgeroeid worden.
 onreinigheid aan haar is, Versta, ceremoniëele onreinheid, waarvan de mens zich nog niet zal gereinigd hebben, gelijk hier Lev. 21 en Lev. 22 geboden wordt.
,
 uit haar volken uitgeroeid worden Zie Gen 17:14.
21En wanneer een ziel iets onreins zal aangeroerd hebben, als de onreinigheid des mensen, of het onreine vee, of enig onrein verfoeisel, en zal van het vlees des dankoffers, hetwelk des Heeren is, gegeten hebben, zo zal die ziel uit haar volken uitgeroeid worden.
 verfoeisel, Dat is, enig ding wat voor onrein verklaard, en daarom verfoeilijk en te schuwen is.
22Daarna sprak de Heere tot Mozes, zeggende: 23Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Geen vet van een os, of schaap, of geit, zult gij eten.
 Geen vet van een os, Zie boven, Lev 3:17.
24Maar het vet van een dood aas, en het vet van het verscheurde, mag tot alle werk gebezigd worden; doch gij zult het ganselijk niet eten.
 alle werk Dat is, allerlei.
,
 gebezigd worden; Hebreeuws, gedaan.
,
 doch gij zult het ganselijk niet eten Hebreeuws, etende zult gij dat niet eten.
25Want al wie het vet van vee eten zal, van hetwelk men den Heere een vuuroffer zal geofferd hebben, die ziel, die het gegeten zal hebben, zal uit haar volken uitgeroeid worden. 26Ook zult gij in uw woningen geen bloed eten, hetzij van het gevogelte, of van het vee. 27Alle ziel, die enig bloed eten zal, die ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden. 28Voorts sprak de Heere tot Mozes, zeggende: 29Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Wie zijn dankoffer den Heere offert, zal zijn offerande van zijn dankoffer den Heere toebrengen.
 zal zijn offerande Te weten, hijzelf in persoon, niet een ander voor hem. Zie vs.30.
,
 van zijn dankoffer Dat is, van die stukken of delen, die òf aan God geofferd, òf den priesters gegeven moesten worden.
30Zijn handen zullen de vuurofferen des Heeren brengen; het vet aan de borst zal hij met die borst brengen, om die tot een beweegoffer voor het aangezicht des Heeren te bewegen.
 aan de borst Of, met.
,
 beweegoffer Versta, naar sommiger mening, een offer, hetwelk, wanneer het gedaan werd door den priester, naar de vier hoeken der wereld moest bewogen worden; en is aldus onderscheiden van het hefoffer, hetwelk slechts met opheffing opwaarts bewogen werd; boven, vs.14. Zie ook van dit beweegoffer onder, Lev 8:27, en Lev 9:21.
31En de priester zal dat vet op het altaar aansteken; doch de borst zal voor Aäron en zijn zonen zijn. 32Gij zult ook den rechterschouder tot een hefoffer den priester geven, uit uw dankofferen. 33Wie uit de zonen van Aäron het bloed des dankoffers en het vet offert, dien zal de rechterschouder ten dele zijn.
 rechterschouder ten dele zijn Zie Exo 29:22.
34Want de beweegborst en den hefschouder heb Ik van de kinderen Israëls uit hun dankofferen genomen, en heb dezelve aan Aäron, den priester, en aan zijn zonen, tot een eeuwige inzetting gegeven, van de kinderen Israëls.
 beweegborst Hebreeuws, borst der beweging. Zie boven, vs.14.
,
 hefschouder Hebreeuws, schouder der opheffing.
,
 eeuwige inzetting Zie Gen 13:15.
35Dit is de zalving van Aäron en de zalving van zijn zonen, van de vuurofferen des Heeren; ten dage als Hij hen deed naderen, om het priesterdom den Heere te bedienen;
 de zalving van Aäron en de zalving van zijn zonen, Dat is, het recht en de wettelijke portie, hetwelk Aäron en zijnen zonen, vanwege hun priesterambt, waartoe zij beroepen en door de zalving ingewijd zijn, toebehoort.
,
 ten dage Dat is, van dien dag af, dat zij in hun ambt ingewijd zijn.
,
 Hij hen deed naderen, Mozes, of God door Mozes; anders, als hij zal doen naderen; te weten, Aäron.
36Hetwelk de Heere hun van de kinderen Israëls te geven geboden heeft, ten dage als Hij hen zalfde; het zij een eeuwige inzetting voor hun geslachten.
 Hetwelk de HEERE hun van de kinderen Israëls te geven geboden heeft Te weten, deel.
37Dit is de wet des brandoffers, des spijsoffers, des zondoffers, des schuldoffers, des vuloffers en des dankoffers;
 vuloffers en des dankoffers; Of, des wijoffers. Hebreeuws, der vervullingen; want den priesters, toen zij in hun ambt gesteld werden, zijn de handen met offeranden gevuld geweest. Of, met die offerande werd hunne bevestiging in het priesterlijke ambt vervuld. Zie Exo 28:41, en Exo 29:9, en Exo 32:29, onder, Lev 8:33; 1Ki 13:33; Eze 43:26.
38Die de Heere Mozes op den berg Sinaï geboden heeft, ten dage als Hij den kinderen Israëls gebood, dat zij hun offeranden den Heere, in de woestijn van Sinaï, zouden offeren.
Copyright information for DutSVVA