Luke 1
1Nademaal velen ter hand genomen hebben, om in orde te stellen een verhaal van de dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben; ▼▼ velen ter hand genomen hebben, Vele oude leraars menen dat door dezen verstaan worden enige personen, die uit hun eigen beweging onderstaan hadden enige stukken der Evangelische geschiedenissen te beschrijven, die van de Christelijke kerk niet aangenomen zijn geweest, of die zij niet volbracht hadden. Doch anderen menen dat hierdoor Mattheus en Markus zouden kunnen verstaan worden, overmits Lukas zichzelven onder die schijnt te stellen, en vele historiën en stukken beschrijft, die van dezen òf niet, òf met weinige woorden aangeroerd worden.
,
▼▼ onder ons volkomen zekerheid hebben; Namelijk Christenen.
2Gelijk ons overgeleverd hebben, die van den beginne zelven aanschouwers en dienaars des Woords geweest zijn; ▼
,
▼ 3Zo heeft het ook mij goed gedacht, hebbende alles van voren aan naarstiglijk onderzocht, vervolgens aan u te schrijven, voortreffelijke Theofilus! ▼▼ van voren aan naarstiglijk Grieks van boven af. Want hij begint van de ontvangenis van Johannes den Doper.
,
▼
,
▼▼ voortreffelijke Grieks machtigste.
,
▼▼ Theofilus; Wie deze Theofilus is geweest is onzeker; doch uit dezen titel, die hem hier gegeven wordt, blijkt dat hij een aanzienlijk en voortreffelijk man is geweest, alzo deze titel den Romeinsen stadhouders Felix en Festus ook gegeven wordt, Act 24:3 , en Act 26:25 . Aan dezen heeft Lukas ook zijn tweede boek van de Handelingen der Apostelen toegeëigend, Act 1:1 .
4Opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen, waarvan gij onderwezen zijt. ▼ 5In de dagen van Herodes, den koning van Judea, was een zeker priester, met name Zacharias, van de dagorde van Abia; en zijn vrouw was uit de dochteren van Aäron, en haar naam Elizabet. ▼▼ In de dagen van Dat is, ten tijde.
,
▼
,
▼▼ dagorde van Abia; Grieks Efemeria; hetwelk hier betekent een zekere orde of klasse van priesters, die onder een hoofd stonden en enige dagen des jaars op hunne beurt den godsdienst in den tempel moesten waarnemen, van welke de orde van Abia de achtste was volgens de eerste instelling. Zie 1Ch 24:10 .
6En zij waren beiden rechtvaardig voor God, wandelende in al de geboden en rechten des Heeren, onberispelijk. ▼▼ voor God, Dat is, niet alleen voor de mensen, gelijk de huichelaars somtijds doen, maar in alle oprechtheid voor God.
,
▼▼ onberispelijk Namelijk van de mensen; zonder ergernis te geven; want dat Zacharias niet zonder zonde geweest is, blijkt uit vs.20.
7En zij hadden geen kind, omdat Elizabet onvruchtbaar was, en zij beiden verre op hun dagen gekomen waren. 8En het geschiedde, dat, als hij het priesterambt bediende voor God, in de beurt zijner dagorde. ▼▼ het priesterambt bediende voor God, Namelijk als zijn bijzonderen dienst nevens anderen, alzo hij een gemeen priester was, en geen hogepriester, gelijk sommigen mene, want die moest met niemand loten.
9Naar de gewoonte der priesterlijke bediening, hem te lote was gevallen, dat hij zoude ingaan in den tempel des Heeren om te reukofferen. 10En al de menigte des volks was buiten, biddende, ten ure des reukoffers. ▼ 11En van hem werd gezien een engel des Heeren, staande ter rechter zijde van het altaar des reukoffers. ▼▼ altaar des reukoffers Dit altaar stond in het heilige, waar achter was het heilige der heiligen met het voorhangsel afgescheiden. Hier moest tweemalen des daags, des morgens en des avonds, het reukwerk geofferd worden, Exo 30:7-8 .
12En Zacharias, hem ziende, werd ontroerd, en vreze is op hem gevallen. 13Maar de engel zeide tot hem: Vrees niet, Zacharias! want uw gebed is verhoord, en uw vrouw Elizabet zal u een zoon baren, en gij zult zijn naam heten Johannes. ▼▼ Johannes Dit is te zeggen in het Hebreeuws: de genade Gods, of begenadigd van God, of, God heeft genadiglijk gegeven.
14En u zal blijdschap en verheuging zijn, en velen zullen zich over zijn geboorte verblijden. 15Want hij zal groot zijn voor den Heere; noch wijn, noch sterken drank zal hij drinken, en hij zal met den Heiligen Geest vervuld worden, ook van zijner moeders lijf aan. ▼
,
▼ 16En hij zal velen der kinderen Israëls bekeren tot den Heere, hun God. 17En hij zal voor Hem heengaan, in den geest en de kracht van Elias, om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk. ▼
,
▼▼ om te bekeren de harten der vaderen Namelijk door zijn dienst.
,
▼▼ toegerust volk Dat is, bekwaam en vaardig om den Heere te ontvangen.
18En Zacharias zeide tot den engel: Waarbij zal ik dat weten? Want ik ben oud, en mijn vrouw is verre op haar dagen gekomen. 19En de engel antwoordde en zeide tot hem: Ik ben Gabriël, die voor God sta, en ben uitgezonden, om tot u te spreken, en u deze dingen te verkondigen. ▼
,
▼▼ verkondigen Grieks Evangeliseren; dat is, blijde boodschap te brengen.
20En zie, gij zult zwijgen, en niet kunnen spreken, tot op den dag, dat deze dingen geschied zullen zijn; om dies wil, dat gij mijn woorden niet geloofd hebt, welke vervuld zullen worden op hun tijd. 21En het volk was wachtende op Zacharias, en zij waren verwonderd, dat hij zo lang vertoefde in den tempel. ▼ 22En als hij uitkwam, kon hij tot hen niet spreken; en zij bekenden, dat hij een gezicht in den tempel gezien had. En hij wenkte hun toe, en bleef stom. 23En het geschiedde, als de dagen zijner bediening vervuld waren, dat hij naar zijn huis ging. ▼▼ vervuld waren, Dat is, ten einde gekomen waren; welke tijd was omtrent een halve maand in het jaar, 1Ch 24:7 , 1Ch 24:18 , telkens van den enen sabbat tot den anderen, 1Ch 9:25 , en 2Ch 25:8 , gedurende welken tijd zij in den tempel bleven, in enige woningen in de voorhoven des tempels tot dat einde gesticht. Zie Jer 35:4 .
24En na die dagen werd Elizabet, zijn vrouw, bevrucht; en zij verborg zich vijf maanden, zeggende: ▼▼ bevrucht; Grieks heeft ontvangen.
,
▼▼ vijf maanden, Namelijk totdat het volkomen kon blijken dat zij bevrucht was.
25 Alzo heeft mij de Heere gedaan, in de dagen, in welke Hij mij aangezien heeft, om mijn versmaadheid onder de mensen weg te nemen. ▼▼ om mijn versmaadheid onder de mensen weg te nemen Dat is onvruchtbaarheid, die bij de Joden smadelijk was.
26En in de zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth; ▼▼ zesde maand Namelijk nadat Elisabeth zwanger is geworden en Johannes de Doper ontvangen had, gelijk blijkt uit vs.36.
27Tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, wiens naam was Jozef, uit den huize Davids; en de naam der maagd was Maria. ▼ 28En de engel tot haar ingekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij begenadigde; de Heere is met u; gij zijt gezegend onder de vrouwen. ▼▼ begenadigde; Dat is, die bij den Heere genade gevonden hebt, gelijk daarna de engel verklaart, vs.30.
,
▼▼ gezegend onder de vrouwen Namelijk omdat gij de eer en den zegen van God uit genade zult hebben, dat gij de moeder zult zijn, die den Messias ter wereld zal brengen. Zie vs.42,43.
29En als zij hem zag, werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord, en overleide, hoedanig deze groetenis mocht zijn. 30En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. 31En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten JEZUS. ▼▼ bevrucht worden, Of, in het lichaam ontvangen.
,
▼ 32Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven. ▼▼ genaamd worden; Dat is, inderdaad zijn en van alle gelovigen daarvoor gekend worden, gelijk hierna ook vs.35.
,
▼▼ den troon van Zijn Dat is de koninklijke macht, door welke hier verstaan wordt het geestelijke rijk van Christus, waarvan Davids rijk een voorbeeld was.
,
▼ 33En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. ▼
,
▼ 34En Maria zeide tot den engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? ▼▼ Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? Dit vraagt zij overmits de engel haar, maagd zijnde, zulks aanzeide, zonder gewag te maken van haar toekomenden man; en zij verstond uit de woorden des engels dat zulks dadelijk zou geschieden, alzo dat deze vraag van Maria niet voortkwam uit enig ongeloof, gelijk de vraag van Zacharias, vs.18, maar alleen uit ene begeerte om in dezen nader onderricht te worden.
35En de engel, antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden. ▼▼ over u komen, Namelijk om alzo te werken door Zijne kracht in u, dat gij zonder toedoen des mans ontvangen zult.
,
▼▼ geboren zal worden, Dat is, die heilige persoon.
,
▼▼ Gods Zoon genaamd worden Hiermede wordt niet gezegd dat Christus de Zoon Gods zou zijn, omdat Hij van den Heilige Geest ontvangen is; want alzo zou Hij een Zoon des Heiligen Geestes zijn; maar omdat de ontvangenis uit den Heiligen Geest een zeker bewijs is dat de eeuwige Zoon Gods de ware menselijke natuur uit het vlees en bloed van Maria door de werking des Heiligen Geestes in enigheid zijns persoons heeft aangenomen. Heb 2:14 ; Phi 2:7 , gelijk Jesaja beide heeft geprofeteerd, Isa 7:14 .
36En zie, Elizabet, uw nicht, is ook zelve bevrucht, met een zoon, in haar ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar genaamd was, de zesde. ▼▼ uw nicht, is ook zelve bevrucht, Hieruit blijkt dat Elisabeth van harer moeder wege uit den stam van Juda geweest is, hoewel haar vader uit het geslacht van Aäron of Levi was, vs.5, want de priesters trouwden wel uit andere stammen huisvrouwen, omdat ze geen erfenis hadden.
37Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn. ▼▼ geen ding Grieks geen woord.
38En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging weg van haar. 39En Maria, opgestaan zijnde in diezelfde dagen, reisde met haast naar het gebergte, in een stad van Juda; ▼▼ opgestaan zijnde in diezelfde dagen, Namelijk nadat zij zwanger geworden was, gelijk uit het volgende blijkt.
,
▼▼ een stad van Juda; Dat is, liggende onder den stam van Juda. Deze stad schijnt de stad geweest te zijn genaamd Kiriath-Arbe, die, in den stam van Juda gelegen, den Levieten en priesters was ten deel gevallen, en in het gebergte lag, zuidwaarts van Jeruzalem. Zie Jos 21:9-11 .
40En kwam in het huis van Zacharias, en groette Elizabet. 41En het geschiedde, als Elizabet de groetenis van Maria hoorde, zo sprong het kindeken op in haar buik; en Elizabet werd vervuld met den Heiligen Geest; ▼▼ zo sprong het kindeken op in haar buik; Dit is geschied door een bovennatuurlijke en buitengewone beweging des Heiligen Geestes.
42En riep uit met een grote stem, en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws buiks! 43En van waar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt? 44Want zie, als de stem uwer groetenis in mijn oren geschiedde, zo sprong het kindeken van vreugde op in mijn buik. 45En zalig is zij, die geloofd heeft; want de dingen, die haar van den Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden. ▼▼ van den Heere gezegd zijn, Dat is, van des Heeren wege door den engel. Zie vs.31-33.
46En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den Heere; ▼▼ maakt groot den Heere; Dat is, roemt en prijst Hem op het hoogste.
47En mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker; 48Omdat Hij de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten. ▼▼ de nederheid Zijner dienstmaagd Dat is, den nederen en geringen staat. Want het strijdt tegen de deugd van nederigheid daarvan te roemen.
49Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij, Die machtig is, en heilig is Zijn Naam. 50En Zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen, die Hem vrezen. ▼▼ van geslacht tot geslacht Grieks tot geslachten der geslachten.
51Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm; Hij heeft verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten. ▼▼ krachtig werk gedaan Grieks kracht.
,
▼▼ door Zijn arm; Dat is, door zijne mogendheid.
,
▼ 52Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd. 53Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden. 54Hij heeft Israël, Zijn knecht, opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid. ▼▼ opgenomen, Het Griekse woord betekent de helpende hand bieden, wanneer iemand gevallen of verlaten is.
55( Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in eeuwigheid. 56En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis. 57En de tijd van Elizabet werd vervuld, dat zij baren zoude, en zij baarde een zoon. 58En die daar rondom woonden, en haar magen hoorden, dat de Heere Zijn barmhartigheid grotelijks aan haar bewezen had, en waren met haar verblijd. ▼▼ grotelijks aan haar bewezen had, Grieks grootgemaakt had.
59En het geschiedde, dat zij op den achtsten dag kwamen, om het kindeken te besnijden, en noemden het Zacharias, naar den naam zijns vaders. ▼ 60En zijn moeder antwoordde en zeide: Niet alzo, maar hij zal Johannes heten. 61En zij zeiden tot haar: Er is niemand in uw maagschap, die met dien naam genaamd wordt. ▼▼ maagschap, Of, geslacht.
62En zij wenkten zijn vader, hoe hij wilde, dat hij genaamd zou worden. 63En als hij een schrijftafeltje geëist had, schreef hij, zeggende: Johannes is zijn naam. En zij verwonderden zich allen. ▼▼ schrijftafeltje geëist had, Dit waren tafeltjes of bordjes met was bestreken, waar men met priemen of griffels op schreEf.
64En terstond werd zijn mond geopend, en zijn tong losgemaakt; en hij sprak, God lovende. ▼▼ lovende Grieks zegenende.
65En er kwam vrees over allen, die rondom hen woonden; en in het gehele gebergte van Judea werd veel gesproken van al deze dingen. ▼▼ dingen Grieks woorden.
66En allen, die het hoorden, namen het ter harte, zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen? En de hand des Heeren was met hem. ▼▼ namen het ter harte, Grieks legden het in hun hart; dat is, behielden en overlegden deze dingen zorgvuldiglijk.
,
▼▼ de hand des Heeren was met hem Dat is, een zonderlinge kracht en genade des Heeren.
67En Zacharias, zijn vader, werd vervuld met den Heiligen Geest, en profeteerde, zeggende: 68Geloofd zij de Heere, de God Israëls, want Hij heeft bezocht, en verlossing te weeg gebracht Zijn volke; ▼▼ Geloofd Grieks gezegend.
,
▼▼ bezocht, Namelijk in genade.
69En heeft een hoorn der zaligheid ons opgericht, in het huis van David, Zijn knecht; ▼▼ een hoorn der zaligheid ons opgericht, Dat is, een sterken Verlosser, dat is, Christus gelijk Psa 132:17 . Eene gelijkenis genomen van dieren, die hoornen hebben, waarmede zij groot geweld doen.
70Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn; ▼▼ van het begin der wereld geweest zijn ; Grieks van de eeuw; dat is, van dat de eeuw of wereld geweest is.
71Namelijk een verlossing van onze vijanden, en van de hand al dergenen, die ons haten; 72Opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen, en gedachtig ware aan Zijn heilig verbond; ▼▼ gedachtig ware Dat is, met de daad betoonde dat hij gedachtig ware.
73En aan den eed, dien Hij Abraham, onzen vader, gezworen heeft, om ons te geven. ▼▼ aan den eed, Grieks den eed; hetwelk sommigen uitleggen: volgens den eed, of om den eed.
74Dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreze. 75In heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens. 76En gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden; want gij zult voor het aangezicht des Heeren heengaan, om Zijn wegen te bereiden; ▼ 77Om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden, ▼▼ in vergeving hunner zonden Of, tot, met.
78door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte; ▼
,
▼▼ de Opgang uit de hoogte; Daarmede wordt de Messias betekend, omdat Hij genaamd wordt een ster uit Jakob opgaande, Num 24:17 , en de zon der gerechtigheid, Mal 4:2 . Anders betekent het Griekse woord ook een opgaanden scheut of spruit, gelijk de Messias alzo genaamd wordt, Jer 23:5 ; Zec 3:8 , en Zec 6:12, maar vs.79 betoont dat het hier in de eerste betekenis bekwamelijker genomen wordt.
79Om te verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op den weg des vredes. ▼▼ verschijnen dengenen, Of, verlichten.
80En het kindeken wies op, en werd gesterkt in den geest, en was in de woestijnen, tot den dag zijner vertoning aan Israël. ▼▼ in den geest, Of, door den Geest; dat is, door de werking des Heiligen Geestes.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA