Micah 3
1Voorts zeide ik: Hoort nu, gij hoofden Jakobs, en gij oversten van het huis Israëls! Betaamt het ulieden niet het recht te weten? ▼▼ hoofden Jakobs Dat is, regenten.
,
▼
,
▼ 2Zij haten het goede, en hebben het kwade lief; zij roven hun huid van hen af, en hun vlees van hun beenderen. ▼▼ zij roven Door deze manier van spreken wordt de uiterste wreedheid, schenderij, schrobberij en tirannie van de regenten over hun onderdanen en medebroeders uitgedrukt, mnet welke zij handelden als leeuwen, beren en wolven.
,
▼▼ huid van hen af Zij villen de arme onderdanen de huid af, zij mergelen en zuigen hen uit, gelijk men van zulke mensen gemeenlijk zegt.
3Ja, zij zijn het, die het vlees mijns volks eten, en hun huid afstropen, en hun beenderen verbreken; en vaneen leggen, gelijk als in een pot, en als vlees in het midden eens ketels. ▼
,
▼▼ verbreken Of, in stukken klinken. Want het Hebr. woord heeft de betekenis van sterk geluid, gekraak, geklank, naar sommiger gevoelen. De zin is, dat zij al het vermogen van de onderdanen, [over welke zij als vaders en herders behoorden te zijn] met openbaar geweld, zonder enige schroom of deernis, verbrijzelen, vernielen en tot zich trekken, doende daarmede als volgt.
,
▼▼ vaneen leggen Hebr. uitbreiden, dat is, zij gaan met de mensen en de roof te werk, alsof zij vlees en benen van geslachte beesten in een pot leggen om te koken. Verg. Eze 11:6-7 , met de aantekening. En zie gelijke manier van spreken in de beschrijving van de straf van deze booswichten, Eze 24:3-4 , enz.
4Alsdan zullen zij roepen tot den Heere, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal Zijn aangezicht te dier tijd voor hen verbergen, gelijk als zij hun handelingen kwaad gemaakt hebben. ▼▼ Alsdan zullen zij roepen tot den HEERE, Gelijk de plagen [in Mic 2:3-5 , Mic 2:10 , vermeld] hen zullen treffen, dan zullen zij nog wel zo onbeschaamd zijn dat zij God zullen aanroepen, alsof Hij hen behoorde te helpen; maar zij doen het zonder ware bekering van het hart, alleen uit gevoel van straf, daarom, enz.
,
▼
,
▼▼ hun handelingen kwaad gemaakt hebben Of, zich kwalijk gedragen hebben [in] hun handelingen, gelijk van de bekeerden gezegd wordt, dat zij hun wegen goed maakten. De zin is: Gelijk zij de arme onderdanen geplaagd hebben en zich over die niet hebben ontfermd, alzo zal Ik hun wederom doen, enz. Verg. Jam 2:13 .
5Alzo zegt de Heere, tegen de profeten, die Mijn volk verleiden; die met hun tanden bijten, en roepen vrede uit; maar die niet geeft in hun mond, tegen dien zo heiligen zij een krijg. ▼▼ bijten, en roepen vrede uit; Onder voorwensel van liefde en vriendelijkheid, als grijpende wolven, de zielen moorden, door hun valse verleidende profetieën. Verg. Eze 13:18-19 en Eze 22:25 ; Mat 7:15 . Of, als verhongerde beesten, verscheuren en veslinden wat men hun geeft, en roepen dan van vrede, geluk en voorspoed, als zij de buik vol hebben. Verg. Mic 2:11 ; Isa 56:10 , Isa 56:11 ; Eze 13:3 met de aantekening.
,
▼ 6Daarom zal het nacht voor ulieden worden vanwege het gezicht, en ulieden zal duisternis zijn vanwege de waarzegging; en de zon zal over deze profeten ondergaan; en de dag zal over hen zwart worden. ▼
,
▼▼ gezicht, Dat is, om uw valse prefetieën die gij u beroemt door mijne openbaringen ontvangen te hebben. Verg. Zec 13:4 . Of, Zodat gij geen gezicht zult hebben; dat is, niet meer kunnen profeteren. Alzo in het volgende: zodat gij niet zult kunnen waarzeggen; gij zult dan wat anders te doen hebben, dan met uw voorzeggingen of waarzeggerij om te gaan, dat zal u dan wel vergaan. Verg. Eze 12:23 .
,
▼
,
▼▼ zwart worden Dat is, donker.
7En de zieners zullen beschaamd, en de waarzeggers schaamrood worden; en zij zullen al te zamen de bovenste lip bewimpelen; want er zal geen antwoord Gods zijn. ▼
,
▼
,
▼▼ antwoord Gods zijn Geen goddelijk gezicht of profetie, dat men God mocht raad vragen of troost bij Hem zoeken in het lijden. Verg. Psa 74:9 ; Eze 7:26 ; Amo 8:11-12 , of geen verhoring; gelijk vs.4.
8Maar waarlijk, ik ben vol krachts van den Geest des Heeren; en vol van gericht en dapperheid, om Jakob te verkondigen zijn overtreding, en Israël zijn zonde. ▼▼ Maar waarlijk, De profeet, verzekerd zijnde van zijn roeping, de waarheid van de goddelijke openbaringen en de gaven van de Heiligen Geest, die hem gezonden had, onderscheidt zich van de valse profeten, bevestigt zijn profetieën met het goddelijk gezag, tot onderwijs van de vromen en overtuiging van de wederspannigen, en toont zijn vrijmoedigheid en onbeschroomheid in het straffen van de zonden, niettegenstaande het tegendeel onbeschaamd voorgeven en pluimstrijken van de valse proefeten en de wederhorigheid van het volk. Verg. Isa 50:4 , enz.; Jer 6:11 met de aantekening.
,
▼
,
▼▼ gericht Om Gods oordeel, volgens zijn last, te verkondigen, gelijk Jer 6:11 , vol van des Heeren grimmigheid, enz. Of, [vol] van recht; dat is Gods recht, gelijk Jer 5:4-5 . Ook kan het zien op de regenten, vs.1, 9, die het recht behoorden te weten, maar daarvan een gruwel hadden; geheel anders was Gods dienstknecht gesteld.
,
▼▼ dapperheid, Of, macht, kloekmoedigheid, om het kwaad te verdragen en in mijn ambt onverdrietelijk voort te gaan, gelijk volgt.
,
▼▼ overtreding, Met de verdiende straffen.
9Hoort nu dit, gij hoofden van het huis Jakobs, en gij oversten van het huis Israëls! die van het gericht een gruwel hebt, en al wat recht is verkeert; ▼▼ gericht Of, recht.
,
▼▼ gruwel hebt, Of, het gericht gruwelijk maakt; te weten door het goddeloos misbruik van justitie.
,
▼▼ recht is Of, richtig, rechtmatig, billijk.
,
▼▼ verkeert; Hebr. verkeren; dat is, diegenen zijt die verkeren, enz. gelijk elders dikwijls.
10Bouwende Sion met bloed, en Jeruzalem met onrecht. ▼▼ Bouwende Sion Hebr, in het eenvoudig getal; dat is, elkeen van hen is bouwende. zij bebouwen het met grote huizen en paleizen.
,
▼
,
▼ 11Haar hoofden rechten om geschenken, en haar priesters leren om loon, en haar profeten waarzeggen om geld; nog steunen zij op den Heere, zeggende: Is de Heere niet in het midden van ons? Ons zal geen kwaad overkomen. ▼
,
▼▼ geschenken, Hebr. geschenk.
,
▼
,
▼▼ profeten waarzeggen om geld; De valse, waarvan boven.
,
▼▼ steunen zij op den HEERE, Niet met een heilig vertrouwen, [dat met godzaligheid vergezelschapt is], maar met huichelarij, uit onbeschaamde hoogmoed en ijdele, stoute, vleselijke vermeteldheid. Zie Isa 48:2 ; Jer 7:4 , Jer 7:8-10 . Hoe ondragelijk zulks bij God was, blijkt in vs.12.
,
▼▼ Is de HEERE niet in het midden van ons? Dat is toch buiten alle twijfel, willen zij zeggen; niet anders dan of hun God verplicht was, al evenveel hoe zij het maakten.
,
▼ 12Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds. ▼▼ uwentwil, Om uw zonden, waarmee gij alles vervuld en bedorven hebt.
,
▼▼ Sion Zo weinig vraagt God naar Zion, Jeruzalem, ja zijn tempel zelfs, als zij verontreinigd waren.
,
▼▼ akker geploegd worden, Dat is, geheel en al verwoest worden. Deze scherpe en verschrikkelijke profetieën heeft de vrome koning Hizkia bij zijn tijd [in welke Micha profeteerde] met een boetvaardig hart aangenomen, God om genade gesmeekt, en ontwijfelijk alles gedaan wat hij kon, tot verbetering. Zie Jer 26:18-20 , en verg. Mic 1:6 .
,
▼▼ huizes tot hoogten Van de tempel.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA