‏ Micah 6

1Hoort nu, wat de Heere zegt: Maak u op, twist met de bergen, en laat de heuvelen uw stem horen.
 met de bergen, Sommigen nemen dit, als tegen de bergen, verstaande door de bergen de groten, en door de heuvelen den gemenen man; maar het schijnt dat met hier zoveel is alsof de Heere zeide: Neem de bergen als te hulp, tot getuigen. Of, doe het, voor, bij, in tegenwoordigheid, enz., want God gebiedt den profeet in het volgende, de bergen aan te spreken, tot overtuiging en beschaming der mensen; verg. Deu 4:26 , en Deu 32:1 ; idem Mic 1:2 met de aantekening.
2Hoort, gij bergen! den twist des Heeren, mitsgaders gij sterke fondamenten der aarde! want de Heere heeft een twist met Zijn volk, en Hij zal Zich met Israël in recht begeven.
 sterke fondamenten der aarde Dat is, gij vastgefondeerde aarde; of, gij gronden, wortelen, afsnijdingen [gelijk Jon 2:6 ] der bergen, rotsen en klippen, die als ene vastigheid of sterkte des aardrijks zijt.
,
 twist met Zijn volk, Of, pleit, rechtzaak. Verg. Isa 1:18 , en Isa 5:3-4 , en Isa 43:26 , met de aantekening.
3O Mijn volk! wat heb Ik u gedaan, en waarmede heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij.
 wat heb Ik u gedaan, Verg. Jer 2:5 , Jer 2:31 .
,
 vermoeid Of, moede gemaakt, ben Ik u moeilijk, lastig geweest? alsof de Heere zeide: Gij zijt immers in uwe conscientiën overtuigd, dat Ik u nooit kwaad, maar integendeel alles goeds heb gedaan; wat reden hebt gij dan dat gij u zo afkerig en wrevelig tegen mij gedraagt?
4Immers heb Ik u uit Egypteland opgevoerd, en u uit het diensthuis verlost; en Ik heb voor uw aangezicht henen gezonden Mozes, Aäron en Mirjam.
 diensthuis verlost; Hebr. huis der dienstknechten, of slaven, gelijk dikwijls. Zie Exo 20:2 .
,
  henen gezonden Mozes, Aäron Om u in het geestelijke en lichamelijke te geleiden en te helpen. Zie Isa 63:11-12 .
,
 Mirjam Die ook ene profetes was. Zie Exo 15:20 ; Num 12:2 .
5Mijn volk! gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, beraadslaagde, en wat hem Bileam, de zoon van Beor, antwoordde; en wat geschied is van Sittim af tot Gilgal toe, opdat gij de gerechtigheden des Heeren kent.
 beraadslaagde, Hoe hij met alle middelen mijn vloek over u zocht te brengen, en hoe Ik dien in zulk een heerlijken zegen veranderde. Zie Num 22:5 , en Num 23:7 , en Num 24:1 , Num 24:14 ; Deu 23:4-5 ; Jos 24:9-10 ; Rev 2:14 .
,
 Sittim Waar gij zo schandelijk hoereerdet met den Baäl-Peor, Num 25 .
,
 Gilgal Waar Ik, volgens mijne beloften, u, niettegenstaande uw veelvoudige ondankbaarheid, droogvoets door de Jordaan geleid en in het beloofde land gebracht hebbende, mijn verbond als opnieuw met u bevestigd heb door de besnijdenis. Zie Jos 3 en Jos 5:2 .
,
 gerechtigheden des HEEREN kent Dat is, de rechtvaardige daden, die de Heere voor u gedaan heeft tegen uwe vijanden, verlenende u die heerlijke overwinningen, van de koningen der Midianieten, idem Sihon en Og. Zie Num 31:7-8 ; Deu 2:33 , en Deu 3:3 . Sommigen verstaan door de gerechtigheden des Heeren zijn grote getrouwheid in het houden zijner beloften, of zijn oneindige barmhartigheid. Verg. Jdg 5:11 ; 1Sa 12:7 ; Dan 9:16 , met de aantekening.
6Waarmede zal ik den Heere tegenkomen, en mij bukken voor den hogen God? Zal ik Hem tegenkomen met brandofferen, met eenjarige kalveren?
 Waarmede zal ik den HEERE Hier wordt het volk ingevoerd, als antwoordende op de voorgaande woorden van den profeet, en vragende wat zij dan zouden moeten doen, dat God behagen mocht.
,
 tegenkomen, Dat is, bejegenen, tegemoet gaan. Alzo wordt het Hebr. woord genoemn, Deu 23:4 ; Neh 13:2 , enz.; of voorkomen, dat is, zijn toorn en straf ontgaan.
,
 hogen God? Hebr. den God der hoogheid.
,
 eenjarige kalveren? Hebr. zonen, of kinderen van een jaar.
7Zou de Heere een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tien duizenden van oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht mijns buiks voor de zonde mijner ziel?
 Zou de HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, Dit kan men nemen als het antwoord van den profeet op de voorgaande vraag van het volk, waarop hij met deze manier van vragen wel uitdrukkelijk ontkent dat het met het uiterlijk offeren zou te doen zijn, al deden zij dat nog zoveel.
,
 Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, Tegenbewijs des volks, alsof zij zeiden: Is het met beesten te offeren niet te doen, zullen wij dan mensen, ja onze eerstgeboren zonen, offeren? Zouden wij daarmede den vrede met God kunnene maken? Gelijk zij gewoon waren hunne kinderen, op zijn heidens, den afgoden te offeren; zie Lev 18:21 ; 2Ki 23:10 ; Jer 7:31 , en Jer 19:5-6 ; Eze 16:20-21 , en Eze 23:39 met de aantekening. Aldus drukt de profeet zeer levendig uit met hoedanige gedachten zij zwanger gingen, en waarin zij [als huichelaars] den waren godsdienst en bekering stelden.
8Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de Heere van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?
 Hij heeft Namelijk den Heere.
,
 bekend gemaakt, o mens Door zijn woord; zodat gij gene ontwetendheid kunt voorwenden, en evenwel doet gij regelrecht daartegen, [gelijk hun in het volgende verweten wordt] en dan wilt gij u nog wijsmaken dat God met uw offeren moet tevreden zijn, alsof er dan niets aan schortte en niets anders van u te eisen zij.
,
 recht te doen, Of, gericht. Zie Gen 18:19 ; 1Ki 10:9 ; Jer 4:2 met de aantekening. Deze eis Gods was zo klaar en overvloedig in zijn Woord uitgedrukt, dat zij, het tegendeel doende [gelijk zij deden] zonder alle onschuld waren.
,
 ootmoediglijk te wandelen Hebr. ootmoedig zijn wandelen, of zich verootmoedigen [met wandelen, of wandelende. Zie van zulke samenvoeging van twee woorden Psa 45:5 .
,
 met uw God? Zie Gen 5:22 .
9De stem des Heeren roept tot de stad (want Uw Naam ziet het wezen): Hoort de roede, en wie ze besteld heeft!
 stem des HEEREN roept Alsof de profeet zeide: Dat gij nu geheel anders doet dan gij wel weet dat God van u eist, en dat gij daarmede zijne straffen verdient en veroorzaakt, zulks wordt dagelijks door zijne profeten, en nu door mij, gepredikt en openlijk aangezegd.
,
 stad Jeruzalem: sommigen duiden het op Samaria uit vs.16, of op beide deze hoofdsteden.
,
 Naam ziet Dat is, Gij zelf, o Heere, [vol van heerlijkheid en majesteit] weet alles. Zie Deu 28:58 .
,
  het wezen) Of, water is, dat is alle ding; of wat er omgaat, hoe het er gesteld is. Anders: ziet naar de wijsheid [die in de ware bekering bestaat]. Anders: de wijsheid [dat is een wijs man] zal uwen naam zien; dat is, zal merken dat Gij het zijt, dat het uwe woorden en werken zijn, en zich daarnaar regelen. Zie van het Hebr. woord Job 5:12 .
,
 roede, Dat is, de profetie van Gods roede, dat is, straffen en plagen. Zie Job 9:34 ; Isa 10:5 ; Lam 3:1 met de aantekening.
,
 wie ze besteld heeft Dat is, dien die deze roede, of dat [kwaad] verordineerd, plaats en tijd bestemd heeft. Of, vragenderwijze: Wie heeft ze besteld? Te weten, anders dan God. Zie gelijke woorden van het zwaard des Heeren, Jer 47:7 , en verg. Isa 30:32 met de aantekening.
10Zijn er niet nog, in eens ieders goddelozen huis, schatten der goddeloosheid en een schaarse efa, dat te verfoeien is?
 Zijn er niet nog, Of, [heeft niet] nog een ieder een goddeloos huis? [of] een huis eens goddelozen? [en] schatten der goddeloosheid? of, [met sommigen] aldus: Zijn er niet nog, in het huis der goddelozen, schatten der goddeloosheid? maar het schijnt dat de profeet ziet op de algemeenheid der boosheid, dat een ieder doorgaans met onrechtvaardigheid omging. Verg. Mic 7:2-3 , enz. Doch het Hebr. woord, [zoals het hier in den Hebr. tekst staat] kan ook genomen worden voor is, of zijn. Zie dergelijke 2Sa 14:19 , in de aantekening, waaruit deze verscheidenheid ontstaat.
,
 goddelozen huis, Na zoveel goddelijke waarschuwingen en kastijdingen, is het nog evenwel overal vol van goddeloosheid en onrecht.
,
 goddeloosheid Die met goddeloosheid, schenderij en onrecht verkregen zijn.
,
 schaarse Of, scherp, dat is, wat te klein is. Hebr. ene efa der magerheid.
,
 efa, Zie Exo 16:36 , en Deu 25:15-16 ; Eze 45:10-11 , enz.
,
 te verfoeien is? Of, verfoeid wordt, behoort verfoeid te worden.
11Zou ik rein zijn, met een goddeloze weegschaal en met een zak van bedriegelijke weegstenen?
 Zou ik rein zijn, Dat is, zou iemand kunnen rein zijn, enz.
,
 goddeloze weegschaal Hebr. weegschalen der goddeloosheid, en alzo weegstenen des bedrogs.
,
 weegstenen? Namelijk van gewicht, dat zij in zakken hadden. Zie Lev 19:36 , en Deu 25:13 , enz. Geenszins [wil de Heere zeggen] zal Ik zulken voor rein houden; maar voor alzulken houden, en alzo behandelen, gelijk volgt.
12Dewijl haar rijke lieden vol zijn van geweld, en haar inwoners leugen spreken, en haar tong bedriegelijk is in haar mond;
 haar rijke lieden vol zijn van geweld, Van Jeruzalem, in vs.9, of aldus, welker, [namelijk, stad Jeruzalem] rijken, enz., en welker inwoners, enz.
,
 haar tong Der inwoners.
,
 bedriegelijk is in haar mond; Hebr. bedrog.
13Zo zal Ik u ook krenken, u slaande, en verwoestende om uw zonden.
 u ook krenken, Gij inwoners van Jeruzalem, of gij volk, Ik zal u krenken, krank, zwak maken, enz.
14Gij zult eten, maar niet verzadigd worden, en uw nederdrukking zal in het midden van u zijn; en gij zult aangrijpen, maar niet wegbrengen, en wat gij zult wegbrengen, zal Ik aan het zwaard overgeven.
 nederdrukking Gij die nu zo fier daarhenen praalt en het hoofd omhoog steekt. Zie Mic 2:3 .
,
 midden van u zijn; Of, binnen in u, in uw binnenste. Dit kan men duiden op de grote benauwdheid, die zij binnen de stad zouden lijden ten tijde der Babylonische belegering. Sommigen nemen het alsof God zeide: Gij zelf zult de oorzaak zijn van uwe ellenden, en niemand anders: of, gij zult voor uwe ogen moeten zien, dat gij van tijd tot tijd zult vervallen, totdat gij te gronde gaat.
,
 aangrijpen, Of, verrukken, verroeren, verbrengen, van ene plaats in de andere, te weten, vrouw en kinderen, idem, goed en have, om die te behouden en daarvan te brengen, of te bergen, maar tevergeefs.
,
 wegbrengen, Dat is, zoudt mogen verkrijgen en menen al vrij en geborgen te zijn.
15Gij zult zaaien, maar niet maaien; gij zult olijven treden, maar u met olie niet zalven, en most, maar geen wijn drinken.
 olijven Hebr. den olijfboom.
,
 treden, Dat is, persen.
,
 most, Dat is, druiven treden. Verg. Amo 5:11 ; Zep 1:13 .
16Want de inzettingen van Omri worden onderhouden, en het ganse werk van het huis van Achab; en gij wandelt in derzelver raadslagen; opdat Ik u stelle tot verwoesting, en haar inwoners tot aanfluiting; alzo zult gij de smaadheid Mijns volks dragen.
 inzettingen van Omri worden onderhouden, Versta, de afgoderijen die Omri en zijn zoon Achab onder de tien stammen op het allerhoogste hebben bevorderd; zie 1Ki 16:16 , 1Ki 16:25 , 1Ki 16:30-31 met de aantekening.
,
 derzelver raadslagen; Raadslagen van Omri en Achab, om bij alle wegen en met alle handelingen de afgoderij te stijven en den gansen staat van het land daarnaar te vormen.
,
 opdat Ik u stelle tot verwoesting, Waardoor gij het alzo maakt, dat Ik u zal moeten stellen, enz.; verg. Jer 18:16 , en Jer 27:10 , Jer 27:15 , en Jer 32:31 ; Lam 2:14 ; Eze 8:6 , enz. met de aantekening.
,
 haar inwoners Van Jeruzalem.
,
 aanfluiting; Zie 1Ki 9:8 .
,
 smaadheid Mijns volks dragen Dat is, de straf der smaadheid en schande, die gij mijn volk, [bijzonderlijk den armen en nooddruftigen] met de voorzeide schandelijke werken hebt aangedaan. Of, de smadheid van mijn volk; dat is, die mijn volk verdiend heeft. Alzo, smaadheid mijner jeugd; dat is, die ik in mijne jeugd verdiend, of op mijn hals gehaald heb; Jer 31:19 .
Copyright information for DutSVVA