Nehemiah 2:3-4
3En ik zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid! Hoe zou mijn aangezicht niet treurig zijn, daar de stad, de plaats der begrafenissen mijner vaderen, woest is, en haar poorten met vuur verteerd zijn? ▼ , ▼▼ eeuwigheid Dat is, lang.
,
▼▼ Hoe zou mijn Hebreeuws, waaRom.
,
▼▼ stad, Namelijk, Jeruzalem, die hij aldus beschrijft om zijn droefenis te excuseren, en den koning te meer te bewegen.
,
▼ 4En de koning zeide tot mij: Wat verzoekt gij nu? Toen bad ik tot God van den hemel. ▼▼ Wat verzoekt gij Hebreeuws, waarover zijt gij nu verzoekende.
,
▼▼ bad ik Te weten, bij mijzelven, in mijn hart.
Copyright information for
DutSVVA