Obadiah 11

11Ten dage als gij tegenover stondt, ten dage als de uitlanders zijn heir gevangen voerden, en de vreemden tot zijn poorten introkken, en over Jeruzalem het lot wierpen, waart gij ook als een van hen.
 stondt, Om uwe lust te scheppen in het aanschouwen van de ellende uwer broeders.
,
 de uitlander De Babyloniërs met hun krijgsvolk; waaruit men afnemen kan dat Obadja dit geprofeteerd heeft omtrent of na de inneming van Jeruzalem en de wegvoering van het volk naar Babel, ten tijde als Jeremia te Jeruzalem, òf onder de overgebleven Joden in Juda òf in Egypte, en Ezechiel in Babel, onder de gevangen Joden profeteerden.
,
 heir gevangen voerden, Of, vermogen, te weten van Jakob; verg. vs.13, 20.
,
 Jeruzalem het lot wierpen, Dat is, den buit en de gevangenschap. Zie Joe 3:3 .
,
 van hen Als een Chaldeër, vreemde en vijand.
Copyright information for DutSVVA