Obadiah 13

13Noch ter poorte Mijns volks ingegaan zijn, ten dage huns verderfs; noch gezien hebben, ook gij, op zijn kwaad, ten dage zijns verderfs; noch uw handen uitgestrekt hebben aan zijn heir, ten dage zijns verderfs;
 gij, Wien het, als bloedverwant, niet betaamt te doen wat de vreemden en vijanden doen.
,
 kwaad, Dat is, ellende, kwaad der straf. Zie Gen 19:10 .
,
 aan zijn heir, Jakobs heir, of vermogen, gelijk vs.11. Zij hebben ongetwijfeld beide gedaan, slaande hunne handen aan hunne personen, gelijk volgt, en aan hunne goederen; verg. Gen 37:22 met de aantekening aldaar.
Copyright information for DutSVVA